Jezus ontmoeten in het evangelie van Lukas (7)

Een ontdekkingsreis in twaalf dagen

Lukas 11:14-13:9

11:14-54. Dit gedeelte bestaat uit twee gebeurtenissen. Eerst is Jezus onder de mensen (11:14) en dan wordt hij door een Farizeeër uitgenodigd voor een maaltijd (11:37). In het eerste verhaal gaat het om de consternatie over het uitdrijven van een demon. Dit is de eerste keer dat de mensen en niet de Farizeeën en/of schriftgeleerden kritiek op Jezus hebben. Het probleem is niet het uitdrijven zelf maar welke macht hij hiervoor gebruikt. Sommigen denken dat Jezus dit kan omdat hij met Beelzebul samenwerkt. Anderen vragen een aanvullend teken. Het eerste verwijt pareert Jezus in 11:17-26, en in 11:29-36 gaat hij in op de vraag om een teken. De woorden in 11:33-36 wijzen op de innerlijke houding van de mensen die aanvullende tekens willen; hun innerlijk licht is niet zuiver. De euforische reactie van de vrouw in 11:27-28 doet Jezus af als een reactie van iemand die op de verkeerde (uiterlijke) dingen let. Zij prijst de moeder van Jezus omdat zij hem gevoed heeft, maar Jezus corrigeert haar door erop te wijzen dat het draait om het luisteren naar het woord van God en ernaar handelen.

Vervolgens wordt Jezus voor een maaltijd uitgenodigd. We hebben al wat meegekregen over de kritiek van de Farizeeën en schriftgeleerden op Jezus maar nu komt het dan tot een flinke confrontatie. Zijn kritiek is dat ze teveel op het uiterlijk gericht zijn, dat hun innerlijk vol is van roofzucht, dat ze te veel met zichzelf bezig zijn, en ten vierde dat ze geen echte liefde voor hun medemensen hebben. De kritiek van Jezus sluit aan op de woorden uit 11:33-36. Het einde (11:53-54) belooft niet veel goeds.

12:1-13:9. Dit gedeelte is één gebeurtenis waarin verschillende thema’s besproken worden. Jezus richt zich eerst specifiek tot zijn discipelen naar aanleiding van de dreigende situatie na de maaltijd in hoofdstuk 11. In 12:11-12 geeft Jezus een waarschuwing niet alleen voor het heden maar ook voor de toekomst als ook zijn discipelen met vervolging te maken hebben. Zij worden opgeroepen God te vertrouwen en niet bang te zijn. 

Jezus wordt in 12:13 onderbroken door iemand met een vraag. Deze vraag brengt het gesprek op het volgende thema over aards bezit (12:13-34). In zijn antwoord aan de man vertelt Jezus een gelijkenis (12:16-21). Het is een waarschuwing voor hebzucht en een aansporing om rijk te zijn bij God (12:21). Vervolgens gaat Jezus verder in op het zorgen maken dat aan de hebzucht ten grondslag ligt. Zorgen maken is ongegrond als je let op hoe God voor de vogels en bloemen zorgt en het kan het leven van een mens niet verlengen. Jezus wijst hen op een andere instelling (12:30-32) die gericht is op de goedheid van God en daarop vertrouwt. Vanuit zo’n houding ben je in staat om voor anderen iets te betekenen (12:33). 

In 12:35 verschuift het thema van bezit en zorgen maken naar trouw en waakzaamheid. Het is niet goed duidelijk of deze woorden voor alle mensen of de leerlingen bedoeld zijn (Petrus weet het zelf ook niet, zie 12:41). Wat ook in dit gedeelte duidelijk wordt is dat Jezus zijn discipelen, inclusief wij, onderwijst over hun leven als hij niet meer onder hen is. Het gaat hier over het leven in verwachting van de wederkomst van Jezus. 

Van het uiteindelijk oordeel bij zijn wederkomst stapt Jezus over op het oordeel dat nu al gebeurt, althans de scheiding tussen de mensen die hem geloven en hen die hem afwijzen (12:49-53). Het komt erop aan om te beseffen waar het op aankomt en om de tekenen te verstaan, want dan weten we wat we moeten doen (12:54-59).

Het laatste deel (13:1-9) benadrukt het belang van inkeer, en kan als de climax van het gedeelte gezien worden dat in 12:1 begon. De omstanders proberen met behulp van een voorbeeld te zeggen dat mensen zelf schuldig zijn voor wat er in hun leven gebeurt en dus hun verdiende loon ontvangen. Maar Jezus wil hier niet aan. Iedereen is schuldig en er is geen sprake van meer of minder. De oproep van God tot inkeer en een ander leven is voor iedereen. Het verhaal van de vijgenboom onderstreept het geduld van God. 

Een gedachte over “Jezus ontmoeten in het evangelie van Lukas (7)

  1. In deze gedeelten kwam mij sterk naar voren dat Jezus zowel de Schriftgeleerden als de discipelen vermanend toespreekt. Eigenlijk houdt Jezus ieder mens een spiegel voor.
    Bij de Schriftgeleerden gaat het erom dat ‘binnen en buiten’ met elkaar sporen, en dat zij niet anderen opleggen wat ze zelf niet eens kunnen waarmaken (waardoor ze een oordeel over zichzelf vellen).
    Bij de discipelen gaat het erom dat zij hun verantwoordelijkheid dragen (12:48) en zodoende vruchtdragen.
    Er is nog een tijd van tot bekering komen, maar door de ‘tekenen des tijds’ te lezen moeten zij ook de urgentie daarvan inzien (13:7).
    Lucas laat Jezus in deze gedeelten heel veel aan het woord. Niet alleen monologisch, maar ook antwoordend en reagerend op vragen. Soms vragen vanuit onbegrip, soms vragen vanuit verzet en een valstrik willen plaatsen. Jezus antwoordt soms heel helder, soms in raadselen – maar die raadsels zijn dan vooral raadsels omdat de hoorders ‘de snaar van hun hart’ niet hebben gestemd op het hart van God. Althans, zo komt het mij voor.

    Voor mezelf komt de vraag op: hoe serieus en belangrijk acht ik de woorden van Jezus, die me een spiegel voorhoudt, van me vraagt om liefde te tonen – i.p.v. (ver)oordelen, niet me vast te klampen aan bezit en bezorgdheid, maar me ver-antwoordelijk te weten (te responderen op de oproep van Jezus de ander en niet mezelf centraal te stellen) naar mezelf, mijn gezin, mijn gemeente, mijn werk, mijn sportvrienden, mijn buren etc. (H 12).

    Like

Plaats een reactie