6. Wij doen goed naar alle mensen

Worden wie wij zijn. Wij zijn met elkaar de kerk. De kerk is geen gebouw, geen organisatie maar een groep mensen. Mensen met een opdracht, mensen met idealen. Ons handelen zal niet altijd goed zijn, maar we hebben een vurig verlangen om de gemeenschap te worden die Jezus zegt dat we zijn. Om dit verlangen in ons aan te wakkeren en richting te geven aan ons handelen leggen we in negen omschrijvingen van onze kerk getuigenis af van wat God doet onder de navolgers van Jezus Christus. Deze omschrijvingen worden steeds in een kort artikel nader uitgewerkt.

Wij zijn een gemeenschap die zich inzet voor het goede in de wereld, of het nu in de buurt is of op andere continenten. Wij willen mensen dienen, ongeacht afkomst, kleur, seksuele geaardheid, religie en status.  

Toen God Abraham uitkoos (Genesis 12:1-3) om met hem op te trekken en hem tot een groot volk te maken had Hij een doel voor ogen. Dat Abraham was uitgekozen was niet zijn eigen verdienste. Het was louter en alleen de keus van God om Abraham tot een bron van zegen voor anderen te maken. God wilde door Abraham alle volken op aarde bereiken. God koos één persoon, één volk om alle andere personen, alle andere volken te bereiken. God had Israël uitgekozen voor een opdracht. Hun roeping was om een koninkrijk van priesters te zijn, een heilig volk (Exodus 19:6). Zoals de priesters de middelaars tussen het volk en God waren, zo was Israël de middelaar tussen God en alle andere volken. Israël was niet het doel maar middel, een geheiligd middel om alle mensen te bereiken en heelheid in de schepping te brengen.

In het Oude Testament kunnen we lezen hoe Israël zich meer heeft gericht op de eigen unieke positie van Gods uitverkoren volk en zich onvoldoende bewust was van haar missie om de andere volken tot zegen te zijn. Veel van de wetten, bedoeld om invloed van buitenaf te voorkomen, werden gebruikt om zich te onderscheiden en af te zonderen van de volken. Het volk ging zichzelf steeds meer als doel zien in plaats van geheiligd middel in de missie van God. De waarschuwingen van de profeten werden niet opgevolgd, en ook Jezus stuitte op verzet in zijn streven om de ogen van het volk te openen voor de missie van God. In de gelijkenis van de landheer en de wijngaard (o.a. Marcus 12:1-12) verwijst Jezus naar deze dubbele tragedie. Het volk brengt geen vrucht voort en alle boodschappers die het volk willen helpen om wel vrucht voort te brengen worden genegeerd.  

In zijn eerste brief gebruikt Petrus de oudtestamentische beelden van priesterschap en heilig volk om de gemeente van Jezus Christus te omschrijven: “U bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft” (1 Petrus 2:9). Hij wil de gemeentes die in de samenleving onderdrukt, bespot of vervolgd worden een hart onder de riem steken. Hij wil de gemeentes waarschuwen om niet dezelfde fout te maken als Israël door zich te isoleren van de samenleving omdat die er andere normen en waarden op na houdt. De uitverkoren positie die zij hebben is niet om zich af te zonderen, maar om zich te geven aan de missie van God. Net als Abraham zijn zij die ene om alle anderen te bereiken. Het draait in het priesterschap niet om een teruggetrokken en aangenaam leven, maar om God te gehoorzamen tot zegen van anderen. Vreugde en voldoening komen als men zich aan deze missie geeft.

Daarom roept Petrus zijn lezers op om zich niet uit de samenleving terug te trekken, maar betrokken te blijven als uitverkoren vreemdelingen (1:1; 2:11) en goed te blijven doen, zodat de mensen door hun goede daden tot inzicht komen (2:12, 15). Dit betekent dat zij keizer, gezagsdragers en gouverneurs eerbiedigen (2:13-17); slaven volgen het voorbeeld van Christus en blijven goed doen, ook als zij onrechtvaardig behandeld worden (2:18-22); en vrouwen brengen door hun gedrag hun ongelovigen mannen tot andere gedachten (3:1-6). Petrus roept op tot een leven van goed doen aan alle mensen: “Wie het leven lief heeft en gelukkig wil zijn… moet het kwaad uit de weg gaan en het goede doen, en voortdurend vrede nastreven” (3:10-11).

Jezus heeft in zijn onderwijs het goed doen naar alle mensen eveneens aanbevolen. In zijn woorden over het lief hebben van de vijanden (Matteüs 5:44; Lucas 6:27) komt dit duidelijk naar voren. Jezus vraagt van zijn discipelen om anderen te zegenen, voor hen te bidden, goed te doen ongeacht wie ze zijn en wat ze doen. “Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. Is het een verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben?… Is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden aan jullie bewijzen?… Is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten?… Nee, heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten” (Lucas 6:31-35). De motivatie achter deze ethiek van goed doen aan alle mensen is eenvoudig: van ons wordt gevraagd om net zo barmhartig te zijn als God, die zelf ook goed is voor wie ondankbaar en kwaadwillig is (Lucas 6:35b-36).

Het is duidelijk dat het gebod van Jezus om onze naaste lief te hebben (o.a. Marcus 12:29-31) zich niet beperkt tot onze geloofsgenoten. Wij horen alle mensen, ongeacht afkomst, kleur, seksuele geaardheid, religie en status lief te hebben. Het lief hebben van alle mensen is doel en niet een middel om iets van hen terug te ontvangen. Ook als iemand ondankbaar en kwaadwillig blijft, maant God ons om die mensen te blijven liefhebben en goed voor hen te doen. Dit is het priesterschap van de kerk in de wereld, om enerzijds Gods liefde door onze goede daden naar alle mensen te brengen en hen te zegenen, en anderzijds om hun noden in onze gebeden bij God te brengen.

In een geseculariseerde wereld is het de opdracht van de kerk om bij alle mensen bekend te staan als een gemeenschap die goed doet. Goed doen naar iedereen en zonder bijbedoelingen, gewoon omdat God zo met mensen omgaat.

Deze opdracht reikt veel verder dan vriendelijk zijn voor onze buren, diaconaal werk in de wijk, of geld geven aan allerlei goede doelen. Het betekent ook dat wij onze levensstijl kritisch evalueren om te zien hoe ons consumentengedrag bijdraagt aan ongelijkheid in de wereld. Betekent het aanschaffen van dat goedkope kledingstuk dat iemand in een ander werelddeel onderbetaald wordt voor de geleverde arbeid? En in het goed doen zullen wij ook het welzijn van Gods schepping moeten meenemen. In hoeverre draagt het bovenmatig eten van vlees bij aan het uit balans brengen van een ecologisch evenwicht in de schepping?  

De kerk heeft zich in te zetten voor het goede in de wereld, een bijdrage te leveren aan het goede werk dat anderen doen vanuit humanitaire overwegingen. Tevens heeft de kerk tot taak om de eigen mensen te helpen verantwoorde keuzes te maken in hun levensstijl omwille van het welzijn van mens en dier. Zo is de kerk geroepen om in naam van Jezus goed te doen in de wereld.

Een gedachte over “6. Wij doen goed naar alle mensen

  1. “Het volk ging zichzelf steeds meer als doel zien in plaats van geheiligd middel in de missie van God.”

    Deze uitspraak in dit stuk tekst over ‘Goed doen naar alle mensen’, zet mij aan het denken: wat maakt het verschil tussen het volk/de gemeente als doel of als middel? Een enorm verschil.
    De gemeente als doel richt de gemeente op zichzelf en wil mensen van buiten zo effectief mogelijk in de gemeente trekken. Hoewel het natuurlijk geweldig is als we iemand van buiten kennis kunnen laten maken met een gemeenschap van barmhartige mensen, gaan we op deze wijze maar al te snel voorbij aan het leven, de wereld en de persoonlijkheid van betreffend persoon: het doel is de ander (bijna geobjectiveerd) in Onze kring binnen te halen, en deelgenoot te maken van Onze waarheid. Maar Jezus ging naar de mensen toe. En Jezus sloot bij de situatie van de ander aan. Nu kende en kent Jezus de mensen door-en-door, maar wij zullen ons eerst in die ander moeten verdiepen om echt iets te kunnen betekenen.

    “Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. Is het een verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben?… Is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden aan jullie bewijzen?… Is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten?…”
    Deze vragen van Jezus zetten ons leven, zoals we dat vanuit onszelf zouden leven, op zijn kop. Uit Jezus’ antwoord op Zijn eigen vragen blijkt in feite een stellig drievoudig ontkennend antwoord. Dit deed me de vragen omkeren:
    -Is het je goedrecht niet lief te hebben wie jou niet liefheeft?
    -Is het je goedrecht om geen weldaden te bewijzen aan wie jou geen weldaden bewijst?
    -Is het je goedrecht om geen geld uit te lenen aan degenen van wie je niet iets terug verwacht?
    Het antwoord van Jezus zal op deze vragen een net zo’n krachtige drievoudig ”nee, absoluut niet” zijn.
    Deze ‘extra mijl’ zal m.i. het onderscheidende kenmerk van een gemeente van christenen naar de omgeving moeten zijn. Dit is een ‘keurmerk’ dat in de wereld ongekend is en aantrekkingskracht heeft op of op zijn minst interesse wekt bij de mens die leeft vanuit zijn rechten, vanuit het principe ‘oog om oog, tand om tand’.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s