Geloofsstappen. Hoe de Kerk van de Nazarener in Nederland is begonnen

Het begin van de kerk in Nederland was uniek, omdat het niet voortvloeide vanuit een strategisch kerk-uitbreidingsplan, maar spontaan tot stand is gekomen. Een kleine groep mensen hoorde in 1965 van de Church of the Nazarene, en besloot na een korte periode van kennismaking om die kerk ook in Nederland te introduceren als Kerk van de Nazarener. Hoe verliep die nadere kennismaking en hoe ging men van start?

In 1965 waren er alleen in Duitsland en Italië gemeentes van de Kerk van de Nazarener, en was er het plan om in januari 1966 een Bijbelschool in Büsingen, Duitsland te starten. Na de eerste kennismaking was Hetty van Houweninge de eerste die een reis ondernam naar de Bijbelschool in Büsingen om daar enige tijd met Jeanine van Beek door te brengen. Haar verslag aan de mensen in Nederland deed Cor en Miep besluiten om in hun vakantie ook naar Büsingen te gaan. In Augustus 1966 verbleven zij twee weken in hun caravan op het schoolterrein. Zij hadden verdere gesprekken met Jeanine en de rector van de school John B. Nielson. De nadere kennismaking verliep zo positief dat in september Miep en de drie kinderen al weer terug waren, terwijl Cor in Nederland bleef.

Uit deze periode van gescheiden wonen zijn de brieven bewaard gebleven die Cor aan Miep geschreven heeft. De centrale vraag die in alle brieven naar boven komt is: Hoe verder? Zij hadden besloten dat Miep en de kinderen drie maanden in Büsingen zouden verblijven om de Kerk van de Nazarener beter te leren kennen. Voor hen was dit een geloofsstap, maar de praatjes die in Nederland de ronde deden getuigden van een andere zienswijze; Cor was de onbestorven weduwnaar, door vrouw en kinderen verlaten. Een ander informeerde bij Cor of Miep met de kinderen om gezondheidsredenen in een kuuroord in Zwitserland zat. Uit de brieven blijkt de enorme ernst en gedrevenheid waarmee ze dit avontuur waren aangegaan. Het was een wissel naar een geheel andere toekomst, die nog grotendeels  verborgen lag. In oktober schreef Cor: “En dan merk ik hoe er bijna geen weg meer terug is. Het kan niet meer, Miep, om weer in Bennebroek het oude leven op te nemen en verder weer af te wachten”. Maar wat is de volgende stap?

Een van de plannen was dat Cor zich ook bij zijn gezin in Büsingen zou voegen om daar voor enige tijd een “manus van alles” te zijn, zoals hij het zelf in zijn brieven omschreef, en verder af te wachten hoe God hen zou leiden. Hij informeerde zelfs op de zaak naar de mogelijkheid van studieverlof, maar kreeg te horen dat dit niet mogelijk was. Hiermee verweven was een groeiend verlangen om prediker te worden en zich full-time te geven aan een mogelijk werk van de kerk in Nederland.

Ook was er strijd om de zekerheden van hun comfortabele leven los te laten. “Het is noodzakelijk om van alles afstand te doen om zo met helemaal niets over op het niveau der geest binnen te gaan. En ik geloof, dat daarom de eerste christengemeente zich voorbereidde om op dat niveau te leven, doordat zij alles wegdeden en niemand noemde iets meer zijn persoonlijk eigendom. En de organisatie zorgde ervoor, dat niemand iets te kort kwam. … Daarom geloof ik, dat God ons in deze organisatie [bedoeld is de Kerk van de Nazarener] gebracht heeft, enerzijds opdat wij geen gebrek zouden hebben, anderzijds opdat wij alles zullen wegdoen en niets meer zullen bezitten, en zo Jezus zullen ontmoeten die dan in ons blijft en wij in hem”.

Begin november bezocht Cor zijn gezin in Büsingen, en op zondag 13 november werden beiden lid van de Kerk van de Nazarener. Waarschijnlijk is dit lidmaatschap door de mensen op de school ter sprake gebracht, want in de briefwisseling is hiervan niets te merken. Wat wel uit de brieven daarna blijkt, is dat Cor zich door zijn lidmaatschap uitgesloten voelde van de weg naar het predikantschap. Het is hem waarschijnlijk duidelijk gemaakt dat de predikanten in de Kerk van de Nazarener geordineerde oudsten zijn, die een theologische studie hebben afgerond, en door de kerk officieel in het ambt gesteld zijn. Dit kerkelijke ambt bleek voor Cor heel moeilijk te liggen, omdat het inging tegen de vrije invulling van het predikerschap, zoals hij het gewend was in Stromen van Kracht. En ook omdat in zijn beleving de pas voor hem als leek afgesneden werd tot wat hij voelde als een steeds sterker wordende roeping van God.

In de eerste brief na zijn terugkomst in Nederland verzocht hij zich hiermee te verzoenen en schreef aan Miep: “Tenslotte was Jezus ook maar een leek in de ogen van de mensen, want ze zeiden: ‘Waar haalt hij toch deze wijsheid vandaan, daar hij de Schriften niet kent?’ Hij was tenslotte maar een verachtte Nazarener. Zo heb ik ervaren dat mijn weg de weg is van Jezus: Ik ben een Nazarener geworden. Of anders gezegd: God heeft mij deze eer en deze naam gegeven, en ik hoop dat ik door Zijn genade het waardig zal zijn. En zo brak er vandaag ook de eerste lichtstraal door de nacht, de eerste lichtstraal van de morgen. Het is nog wel vaag maar ik ga iets zien van deze weg om alleen voor Gods aangezicht te werken en te leven. Van God geleerd te zijn, maar in the Church [veelvuldig gebruikte Cor dit Engelse woord als het om de kerkelijke organisatie ging] als leek beschouwd te worden. Om het eigenlijke werk in stilte te doen, terwijl anderen het beschouwen als de resultaten van hun  eigen verstandige inspanningen en zich ermede tooien…. Ja, dan moet ik leek blijven en mag ik niets nemen van al die mogelijkheden waar anderen naar grijpen. Ik moet Nazarener blijven.”

De herinnering aan zijn kruiservaring uit 1962, waarin hij alles had losgelaten omwille van Christus, hielp hem om deze teleurstelling te verwerken. In dezelfde brief schreef hij: “Het was me tot grote troost en bemoediging te denken aan onze overgave met Antonie op die zondagmiddag [de kruiservaring uit 1962], zodat het mij een hulp is om er snel mee af te rekenen. Maar ik moet nog wennen aan deze nieuwe status. Zolang heb ik altijd gevangen gezeten aan het begrip prediker-zijn. Maar God wil mij nu tot een getuige maken en dat is heel wat anders. Ik heb er vrede mee en ik zal deze weg liefhebben door Gods genade”.

Wat opvalt in de brieven is een sterk spiritualistische benadering, die uitgaat van een strakke scheiding tussen goddelijk en menselijk werk, en zeer argwanend staat ten opzichte van het menselijke element in het geestelijke domein. De kerkelijk organisatie werd door Cor ervaren als een inperking van de Geest, maar hij onderwerpt zich hieraan, gelovende dat dit hoort bij het alles loslaten omwille van het evangelie, en dat dit zal leiden naar de hogere en geestelijke weg, de koninklijke weg, zoals hij het noemde. Op 19 november schreef Cor betreffende zijn nieuwe rol: “God is ons aan het klaar maken om bedieningen uit zijn hand te ontvangen. Daartoe is het noodzakelijk, dat wij in het menselijke vlak geen enkele mogelijkheid meer zien om een bediening te ontvangen. Daarom was het noodzakelijk dat wij lid werden van the Church om ook deze laatste weg af te sluiten.”

Deze worsteling geeft aan dat de nadere kennismaking met de Kerk van de Nazarener niet op alle vlakken even gemakkelijk was. Veel later, in een interview in 1993, vertelde hij over deze periode: “De kennismaking is niet zonder aarzeling gebeurd. Dit had te maken met het organisatorische karakter van de kerk; de regels en strakke organisatie die wij ontwend waren door een heel vrij en geestelijk leven en bestaan in Stromen van Kracht en de Noorse Broeders. Voor ons hoefde die hele kerkelijke structuur niet. We hadden een veel vrijere invalshoek. Maar omdat wij de boodschap van volkomen heiligmaking zo centraal plaatsten, werden die dingen eigenlijk bijzaken. Voor ons was de Kerk van de Nazarener niet haar organisatie, maar haar leer en ervaring van volkomen heiligmaking”.

Uit de brieven van Cor blijkt dat in dat najaar veel gesproken werd over een mogelijk beginnend werk in Nederland, zowel op de school als in Nederland. In November was het de beurt aan Wim en Ria de Vries om een verdere stap te zetten. Zij hadden het plan om Miep op de Bijbelschool te bezoeken en op de terugweg in Frankfurt te stoppen voor een gesprek met Jerald Johnson, die de leider was van de kerk in Duitsland, Denemarken en Zweden. In dat gesprek is een plan opgesteld om een kerkelijk werk in Nederland van de grond te krijgen. Gebaseerd op een brief van 1 december 1966 van Cor behelsde dit plan de volgende onderdelen:

  • Maandelijks zullen diensten gehouden worden waarin Johnson zal voorgaan.
  • In de tussenliggende weken zullen bijbelstudie avonden gehouden worden ten huize van familie De Vries.
  • Ten huize van de familie Holleman zullen kindersamenkomsten plaatsvinden.
  • Er zullen wekelijkse bidstonden gehouden worden.
  • Een Nederlandstalig maandblad zal worden uitgegeven.
  • Er zal voorlopig uit de bundel van Johannes de Heer gezongen worden.
  • Er wordt gezocht naar een huis dat geschikt is voor zowel samenkomsten als als woonhuis.
  • Er wordt gezocht naar een Nederlands sprekende voorganger. Men heeft Jaap Kanis in gedachten, een Nazarener predikant van Nederlandse komaf die in Zuid Afrika werkzaam is.

Uit de brief van Cor blijkt dat hij moeite had met deze plannen, omdat men niet was ingegaan op zijn verlangen om zich full-time in dienst van de kerk te geven, en omdat hij het planmatig karakter ervaarde als een inperking van het werk van de Heilige Geest. Ook Wim en Ria hadden aan hun reis een aantal minder positieve ervaringen overgehouden, zo blijkt uit de brief. Dergelijke teleurstellingen waren onoverkomelijk, en waarschijnlijk zijn er nog vele andere geweest die niet op schrift zijn vastgelegd en na vele jaren vergeten zijn.

Alles overziende kan men van een wonder spreken dat beide partijen, de groep Nederlanders en de vertegenwoordigers van de kerk, na een korte periode van 6 tot 8 maanden bereid waren het avontuur aan te gaan om de Kerk van de Nazarener in Nederland van de grond te krijgen. Van de groep in Nederland werd gevraagd om het institutionele karakter van de kerk en andere eigenaardigheden van de kerk te accepteren. Zaken die moeilijk lagen bij de groep, omdat zij juist de vrijheid in de Geest gezocht had buiten de gevestigde kerken en hun structuren. Maar ook van de Kerk van de Nazarener werd een enorm vertrouwen gevraagd in dit groepje vrije gelovigen, die men nauwelijks werkelijk goed kende. Waarschijnlijk heeft Jeanine hierin een bemiddelende rol gespeeld. Ook de groep zelf maakte een zeer goede en integere indruk. Dit valt duidelijk op te maken uit wat Johnson schreef over zijn bevindingen in het boekje Let’s go Dutch.

Hoe het ook zij, het enthousiasme was veel groter dan de eventuele bezwaren, en uit de brieven van Cor van begin december blijkt dat de groep druk bezig was met de voorbereidingen voor het eerste bezoek van Jerald Johnson aan Nederland. In december 1966 vond de eerste bijeenkomst plaats tussen de groep en Johnson. Later die maand kwam Jeanine van Beek naar Nederland om kerst met de groep te vieren. In januari 1967 was Johnson weer terug en werden de andere vijf groepsleden verwelkomd als nieuwe leden van de Kerk van de Nazarener. Na afloop van die avond op 7 januari verstuurde Johnson een telegram naar het hoofdkantoor van de kerk met deze tekst: “Haarlem, Holland organized tonight”.

In diezelfde maand bezocht de rector van de bijbelschool, John B. Nielson met zijn gezin Bennebroek, en hij was de spreker op de eerste openbare kerkdienst van de Kerk van de Nazarener in Nederland. Voor deze gelegenheid was een zaal gehuurd in restaurant Berkenroode in Heemstede.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s