Tot nu toe hebben we het in de serie artikelen veelal gehad over homoseksualiteit. In dit artikel willen we de thematiek verbreden en ingaan op vragen rondom gender. Was homoseksualiteit in de afgelopen decennia het grote thema in veel gesprekken over menselijke seksualiteit, nu verschuift de aandacht steeds meer naar transgenders, genderbenders, en a-seksuelen. Dit is te merken aan de discussies rondom onder andere gender-neutrale kleding, unisex toiletten, mensen die zeggen dat ze genderfluïde zijn, het besluit van de NS in 2017 om de aankondigingen in de treinen niet langer te beginnen met “dames en heren…”, en het eerste genderneutrale paspoort in oktober 2018. Ook al is er verwantschap met homoseksualiteit, toch is het vraagstuk van genderidentiteit een geheel eigen thema dat de kerk opnieuw uitdaagt haar belijden en handelen te doordenken en uit te werken in relatie tot de veranderingen in de cultuur en samenleving.
Het woord gender is ongeveer 50 jaar oud en is geïntroduceerd om verschil te maken tussen het biologische geslacht of de sekse en iemands beleving, als ook het sociaal-culturele aspect van man en vrouw zijn. Het woord kan op verschillende manieren gebruikt worden en dit zorgt vaak voor verwarring. Het kan in algemene zin gehanteerd worden om de beleving als man of vrouw aan te geven, maar het kan ook een sterk ideologische lading hebben dat tot doel heeft om de gangbare verschillen tussen man en vrouw op grond van geslacht te ontrafelen of deconstrueren.
De vragen rondom gender zijn veel complexer dan die rondom homoseksualiteit. Dit kan heel ongemakkelijk zijn voor mensen die in het spreken over seksualiteit niet veel verder komen dan het aangeven van wat wel en niet mag; bijvoorbeeld geen seks hebben voor en buiten het huwelijk of met mensen van hetzelfde geslacht. Helaas was dit in het verleden heel vaak de kern van de boodschap die de kerk in haar onderwijs over seksualiteit communiceerde. De gendervragen gaan over de psychologische, sociale en culturele aspecten van wat het betekent man of vrouw te zijn. Na vele publicaties over homoseksualiteit publiceerde Mark Yarhouse in 2015 een boek over genderidentiteit. In zijn voorwoord omschrijft hij dit vraagstuk als een virtueel mijnenveld waarin elke auteur voorzichtig zijn weg moet vinden.[1] De ondertitel van zijn boek is een goede typering van de complexiteit: navigating transgender issues in a changing culture. De op zich al lastige vragen worden verder gecompliceerd door de snelle veranderingen in de samenleving.
Een verkenning
We beginnen met een eerste verkenning aan de hand van het hierboven genoemde boek van Yarhouse. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen biologisch geslacht, genderidentiteit en genderrol. Het biologische geslacht van een mens wordt bepaald door de chromosomen, gonaden, hormonen, en de inwendige voortplantingsanatomie als ook de uitwendige genitaliën. Op grond van deze kenmerken spreken we over man en vrouw. Het is dus een zuiver biologische omschrijving gebaseerd op aantoonbare inwendige en uitwendige kenmerken. Bij de geboorte van ieder mens wordt op grond van biologisch-medische indicaties het geslacht van het kind bepaald; mannelijk of vrouwelijk. Bij genderidentiteit gaat het over iemands beleving als man of vrouw. Voelt iemand zichzelf ook een man of vrouw?[2] Deze beleving is nauw verbonden met de genderrol waarin het gaat over de verwachting die iemand persoonlijk heeft, evenals een samenleving als geheel, over hoe iemand die man of vrouw is zich hoort gedragen.
Bij de overgrote meerderheid van de mensen komen geslacht en gender overeen, en zij zien en ervaren zichzelf als man of vrouw overeenkomstig hun biologische geslacht. Deze personen worden in de literatuur vaak cisgenders genoemd. Wel zijn in onze samenleving de geijkte rollenpatronen (genderrol) doorbroken. Hierdoor is wat wij als gangbaar bij een man of vrouw vinden passen aan het veranderen en zijn de rollen minder vast omlijnd. In bijvoorbeeld de opvoeding en de beroepskeuze legt de samenleving minder strak bepaalde verwachtingen op. Zo mogen kleine meisjes ook met auto’s spelen en jongens met poppen, en staan alle beroepen open voor zowel mannen als vrouwen. Dit heeft dan ook weer invloed op de genderidentiteit, omdat de persoonlijke beleving van iemands man of vrouw zijn minder bepaald wordt door strak omlijnde rolpatronen. Een meisje dat graag en goed kan voetballen hoeft zich daardoor niet minder vrouwelijk te voelen dan een meisje dat van turnen houdt; het kunnen twee heel verschillende meisjes zijn. Er is in een eerder artikel al op gewezen dat de onderlinge verschillen tussen mannen en de onderlinge verschillen tussen vrouwen al net zo uiteenlopend zijn als tussen de beide geslachten. Toch heersen er nog steeds veel stereotypen, en velen denken en handelen nog steeds vanuit vastomlijnde kaders van wat typisch vrouwelijk en typisch mannelijk is.
Er zijn ook mensen die een spanning ervaren tussen hun biologische geslacht en hun genderidentiteit en de rol zie zij verwacht worden op zich te nemen. Uit onderzoek blijkt dat 4,6 procent van de mannen en 3,2 procent van de vrouwen gender ambivalente gevoelens hebben. Dit betreft mensen die aangeven zich bewust te zijn van een dubbele genderidentiteit; zij kunnen zichzelf zowel als man of als vrouw voorstellen.[3] Verder geeft 1,1 procent van de mannen en 0,8 procent van de vrouwen aan gender incongruent te zijn en zich meer thuis te voelen in het andere geslacht. Voor ongeveer 0,6 procent van de mannen en 0,2 procent van de vrouwen is deze incongruentie een dusdanig probleem dat zij een medische aanpassing wensen. Deze ambivalentie en incongruentie over de genderidentiteit wordt genderdysforie genoemd.
Er kunnen verschillende oorzaken van deze dysforie aangewezen worden. Ten eerste kunnen er fysiologisch aantoonbare deviaties zijn zoals een extra x-chromosoom, het hebben van onvolledige of dubbele geslachtsdelen waardoor deze mensen biologisch gezien zowel man als vrouw zijn. Dit wordt interseksualiteit genoemd, en zo’n persoon wordt omschreven als hermafrodiet. Soms is het bij de geboorte niet duidelijk vast te stellen wat het geslacht van een baby is en worden de medici gedwongen een keuze te maken die zeer ingrijpende gevolgen kan hebben. Tegenwoordig hoeft men bij de geboorte niet direct het geslacht aan te geven en kan men bij interseksualiteit van een baby afwachten of het kind zich meer als man of als vrouw ontwikkelt, eventueel ondersteund door medische ingrepen. Bij 1 op de 4500 geboorten worden geslachtsafwijkingen geconstateerd.[4]
Wanneer iemand biologisch gezien volledig man of vrouw is maar dit niet zo beleeft, dan is de genderidentiteit of de genderexpressie (kleding, gedrag etc.) van die persoon niet in overeenstemming met het biologische geslacht. Er kan dan sprake zijn van transseksualiteit, waarmee de persoon aangeeft in het verkeerde lichaam geboren te zijn. Deze persoon kan verzoeken om een medische ingreep waardoor zijn of haar biologische geslacht in overeenstemming gebracht wordt met de beleefde genderidentiteit. Volgens een schatting hebben 7000 tot 8000 mensen in Nederland een geslacht veranderende operatie ondergaan. Het Amsterdam UMC waar de meeste operaties worden gedaan zag in de afgelopen vijf jaar het aantal patiënten verdubbelen van 2000 naar 4000.[5]
Transgender is een parapluterm die met verschillende definities gebruikt wordt. Een transgender kan een transseksueel zijn die een incongruentie ervaart tussen zijn of haar biologische geslacht en beleefde identiteit, en die al of niet een geslachtsverandering wenst te ondergaan. De term kan echter ook gebruikt worden voor mensen die een bepaalde mate van ambivalentie ervaren en zich afwisselend meer mannelijk of vrouwelijk voelen. Vaak wordt er dan gesproken over genderfluïde personen die hun genderidentiteit ervaren als een fluctuerend punt op een schaal met de binaire polen van man en vrouw als uitersten. Biseksualiteit is een andere term, die voornamelijk wordt gebruikt als het gaat om het vallen op, of verliefd worden op zowel mannen als vrouwen. Deze term is beperkter dan transgenderisme wat meer een oriëntatie beschrijft die meer omvat dan alleen erotiek.
En dan zijn er ook nog de gender benders. Hier is sprake van mensen die bewust tegen de gevestigde ordening ingaan en de genderrollen willen doorbreken. Zij presenteren zich niet alleen als gender fluïde, maar zijn ook ideologisch actief in het deconstrueren van de normen over gender en geslacht ten gunste van een veelkleurige variatie aan seksuele identiteiten in een spectrum tussen traditioneel mannelijk en vrouwelijk. Deze mensen gebruiken heel bewust de term derde gender of derde geslacht. Een omschrijving die ook gehanteerd wordt om deze groep aan de duiden is gender queer (queer betekent anders, uitzonderlijk, of vreemd), en geeft aan dat deze mensen anders zijn dan de heteroseksuelen alsook de homoseksuelen. Zij kunnen en willen niet in de bestaande hokjes ingedeeld worden.
Een geheel andere groep zijn de a-seksuelen. Dit zijn mensen die geen drang ervaren naar seks en/of ook geen seksuele opwinding voelen. Dit betekent dat de hormonen niet de prikkels vrijgeven die voor de seksuele opwinding zorgen. A-seksualiteit kan aangeboren zijn, maar ook veroorzaakt worden door traumatische ervaringen. Eén op de honderd mensen is a-seksueel, en het betreft meestal vrouwen.[6] Dit wil niet zeggen dat deze mensen niet verliefd kunnen worden.
Bij het lezen over de verschillende groepen en namen kan het menigeen duizelen, maar we zullen ons moeten realiseren dat dit de wereld is waar de jongere generatie in opgroeit. De meeste tieners en twintigers zullen met deze verschillende groepen veel vertrouwder zijn dan de mensen van 40 en ouder. Dit betekent waarschijnlijk dat velen een inhaalslag moeten maken en zich moeten verdiepen in een voor hen geheel nieuwe wereld. Mensen die betrokken zijn bij jongerenwerk in onze kerken, hebben de plicht om zich hierin te verdiepen, en de leefwereld waarin de jongeren opgroeien te verkennen. Dit geldt evenzeer voor de ouders van opgroeiende kinderen.
De Bijbel
Na deze verkenning zal duidelijk zijn dat genderidentiteit een zeer complex thema is. Hadden we het al moeilijk om over homoseksualiteit richting te vinden in het Bijbelse getuigenis, over de vragen die genderidentiteit oproept is het nog veel lastiger. Heeft de Bijbel hier wel wat over te zeggen? In publicaties komt men vaak niet veel verder dan Deuteronomium 22:5 over het gebod dat mannen geen vrouwenkleren mogen dragen en andersom, en Deuteronomium 23:2 dat gecastreerde mannen niet deel mogen nemen aan de dienst van de Heer. Wat we over homoseksualiteit al zagen is dat in deze teksten nog veel explicieter gesteld wordt dat grensoverschrijdend gedrag niet is toegestaan; een man moet zich als man gedragen en een vrouw als vrouw. Men mag niet tegen de door God geschapen natuur ingaan. Maar als juist ter discussie staat wat met dat woord “natuur” bedoeld wordt, of het om biologisch geslacht of genderidentiteit gaat, en als deze twee ook nog eens ambivalent of incongruent ten opzicht van elkaar kunnen zijn, dan beseffen we dat wij in een geheel andere belevingswereld leven en dat deze verzen ons niet verder kunnen helpen.
Vanuit het Nieuwe Testament worden nog wel eens de bekering van de eunuch (een man bij wie de genitaliën zijn verwijderd) uit Ethiopië in Handelingen 8, en de woorden van Jezus in Matteüs 19:12 aangehaald. Men ziet dan in deze verzen een poging om het gebod uit Deuteronomium 23 te neutraliseren, maar een substantiële bijdrage aan de discussies over genderidentiteit kunnen deze Bijbelverzen ook niet leveren. Zitten we dan nu met lege handen? Nee, maar om verder te komen moeten we niet zozeer zoeken naar relevante verzen en passages waar dit thema wordt aangesneden, maar leren luisteren naar het verhaal en het getuigenis en bovenal naar de boodschap in het verhaal dat door de hele Bijbel wordt verteld.
In het verhaal van de schepping waar de Bijbel mee begint wordt verteld dat God de mens als een seksueel wezen schiep, onderscheiden naar geslacht. Dit hebben we in het tweede artikel verkend en kunnen we hier summier bespreken. Er duiken nog wel eens interpretaties op van de schepping van de mens zoals verteld in Genesis 2 waarin gesteld wordt dat de mens oorspronkelijk een androgyn wezen was, dat zich vervolgens binair ontwikkeld heeft als man en vrouw. Deze uitleg gaat in tegen de gezamenlijke constructie van de eerste twee hoofdstukken waarin het verhaal van de schepping van de vrouw als partner van de man bedoeld is als een andere uitwerking van de belijdenis in Genesis 1: 27 dat God de mens mannelijk en vrouwelijk schiep. Het Bijbelse getuigenis gaat uit van de mens door God geschapen als man of vrouw, die gelijk aan elkaar zijn en toch zo verschillend, en die elkaar aanvullen.
In het Bijbelse getuigenis gaat de differentiatie in twee geslachten verder dan de biologische verschillen tussen man en vrouw die seksuele gemeenschap en voortplanting mogelijk maken. De differentiatie is ook theologisch van belang, het laat zien dat de mens een relationeel wezen is dat verlangt naar verbondenheid en eenheid, waarvan het huwelijk tussen man en vrouw de meest ultieme, maar niet de enige expressie is. Deze eenheid is een afspiegeling van de relatie tussen God en zijn volk en tussen Christus en de gemeente. Daarom wordt het beeld van het huwelijk op zowel het volk (Hosea 1-3) als ook op de gemeente toegepast (Openbaring 21-22). De twee geslachten van man en vrouw wijzen op de relationele vaardigheid van de mens om een eenheid te ervaren met de ander, die enerzijds zo gelijk en anderzijds zo verschillend is. Anders gesteld, een binair denken over de mens als man of vrouw is fundamenteel voor een Bijbelse visie op de mens.
Op de bovenstaande uitspraak moet direct een waarschuwing volgen. Zoals al eerder benoemd mogen we de sekseverschillen tussen man en vrouw niet te strak of stereotype formuleren. Ook tussen mannen en vrouwen onderling bestaan er grote verschillen waardoor dé man of dé vrouw niet bestaat. We moeten een stap verder gaan en het aandurven de vraag te stellen of het huidige gender vraagstuk ons niet dwingt om met nieuwe ogen en oren het Bijbelse getuigenis te lezen en te horen. De huidige ontwikkelingen dwingen ons tot kritische reflectie.
Genesis vertelt ook over hoe het leven anders is gelopen dan God bedoeld heeft. Het blijkt dat in een goede schepping het alsnog fout kan gaan. Dit is niet alleen maar te wijten aan de eigenzinnige keuzes van de mens, maar er is ook een element van overmacht. We kunnen ons bijvoorbeeld de vraag stellen of God de slang niet had kunnen verhinderen de tuin binnen te komen. De mens is slachtoffer en dader tegelijk. Eveneens kunnen we in het verhaal lezen hoe keuzes en daden hun uitwerking hebben. Na de daad van ongehoorzaamheid van de mens was alles in één klap veranderd. Er was iets ontspoord en kon niet meer op de rails gezet worden. En het ging van kwaad tot erger. Mensen met traumatische ervaringen weten hoe één daad, één gebeurtenis alles in hun leven kan omgooien, hoe dit inwerkt op het eigen lichaam, en de omgeving en het nageslacht beïnvloedt. De zonde is meer dan een persoonlijke daad, het is een macht die het goede leven op allerlei gebieden aantast en corrumpeert.
Vanuit de overdenking van de zondeval in Genesis 3 hebben we in het tweede artikel gesproken over de gebrokenheid van het leven om de onvolledigheid van het leven een plaats te geven en balans te houden tussen de mens als dader en slachtoffer, maar ook om uitdrukking te geven aan onze verlegenheid met de ongewenste tragiek van het leven. Dit is het kader dat de Bijbel ons aanreikt voor het nadenken over de verschillende vormen van genderdysforie. Wat we toen stelden met betrekking tot homoseksuele oriëntatie kunnen we ook zeggen over genderdysforie dat het als een expressie van de gebrokenheid van het leven bezien moet worden. Door dit begrip te hanteren wordt tevens de respons verwoord die van de kerk en alle gelovigen gevraagd wordt; compassie. Van de kerk wordt gevraagd om een veilig klimaat te scheppen waarin begrip voor en ondersteuning van de mensen die worstelen met genderdysforie centraal staat.
Er is nog één punt dat we moeten benoemen in navolging van wat Paulus in Romeinen 1-3 zegt. Zonder enige uitzondering delen wij allemaal in de gebrokenheid van het leven en is ons leven niet overeenkomstig hoe het door God bedoeld is.[7] Ieder mens worstelt met de eigen beperkingen, onvolkomenheden, (erfelijke) afwijkingen, deformaties, psychische disorders en hierin zijn de hetero’s voor God niet anders dan de homo’s, of de cisgenders dan degenen met een genderdysforie. Om het met een variatie op Romeinen 3:20 te zeggen; Want wij allemaal delen in de gebrokenheid van het leven, en zijn afhankelijk van Gods genade. Hierin zijn wij één.
Samenvattend kunnen we het volgende zeggen over de Bijbelse visie op de mens, dat leidend is in onze reflectie over gender:
- De mens is een geslachtelijk wezen, onderscheiden in mannelijk en vrouwelijk. Genderidentiteit is gerelateerd aan het biologische geslacht, maar kan zich in een grote variëteit uiten. Dit betekent ook dat de genderrollen veel minder vast omlijnd zijn dan traditioneel aangegeven.
- De mens ervaart in zijn bestaan de gebrokenheid van het leven op velerlei wijze. Genderdysforie is één van de expressies van die gebrokenheid.
Het genderdebat
We willen nu kijken hoe het debat over de gender vraagstukken gevoerd wordt om vervolgens te verkennen hoe de kerk zich hierin kan opstellen.
Een verkenning van de beschikbare artikelen op het Internet laat zien hoe gepolariseerd het debat is. Aan de ene kant wordt sterk geredeneerd vanuit het biologische geslacht, en wordt de genderidentiteit bijna identiek gezien aan het biologische geslacht. Alle aandacht voor genderidentiteit die kan afwijken van het biologische geslacht wordt met de nodige argwaan begroet, en gezien als een sociale constructie die door een kleine invloedrijke elite wordt bepaald, en niet door de natuur, of het biologische geslacht.[8] Velen zien in deze verschuiving een ideologische strijd gericht tegen de traditionele opvatting van man en vrouw, seksualiteit en het huwelijk. Geheel ongelijk hebben deze mensen niet omdat er aan de andere kant van het spectrum mensen zijn die inderdaad het doel hebben om de gangbare normen rondom geslacht en seksualiteit te ontmantelen ten gunste van een nieuw paradigma van een enorme diversiteit van lichamen en seksuele identiteiten.[9] Tussen deze twee extremen die elkaar bestrijden[10] bevinden zich verschillende meer genuanceerde posities.
Mark Yarhouse heeft geprobeerd om de verschillende meer genuanceerde posities in het debat vanuit een Christelijk perspectief weer te geven en te zoeken naar de plussen en minnen van elk model.[11] De eerste positie noemt hij het integriteitskader, waarin wordt uitgegaan van het biologische geslacht van een persoon en dat iemands identiteit daar in overeenstemming mee moet zijn. Deze zienswijze houdt vast aan de ordening van de schepping en roept de mensen op hun identiteit daarin te vinden. Het overschrijden van deze grens wordt veelal als zonde bestempeld. Denkend vanuit dit model wordt het lastig om mensen te helpen als hun biologische geslacht ambigue is of als zij een incongruentie ervaren tussen hun biologische geslacht en hun genderidentiteit. Het grote gevaar is dat door het probleem als zonde te bestempelen deze mensen zich schuldig gaan voelen en dat schaamte hen overvalt.
Een tweede zienswijze redeneert vanuit een onbekwaamheidskader. Het ziet de genderdysforie zoals wij hierboven hebben weergegeven als een gevolg van de gebrokenheid in de schepping en niet als een moreel gegeven. Het is iets waar betrokken personen niets aan kunnen doen; het is hen overkomen. Deze zienswijze helpt om compassie te hebben met mensen die worstelen met genderdysforie, en naast hen te staan zonder hen een schuldgevoel te geven. Het gevaar van dit model is dat we deze mensen als zielig gaan zien voor wat zij missen en onvoldoende in staat zijn hen te helpen hun eigen waardigheid en hun identiteit te omarmen.
Het derde model denkt vanuit een diversiteitsraamwerk, en ondervangt de beperking van het tweede model. Centraal staat een diversiteit aan belevingen en gender identiteiten. Er zijn allerlei variaties en hoe kleurrijker des te mooier. Vanuit dit denkkader kunnen de ervaringen van iemand met genderdysforie bevestigd worden als een expressie van de diversiteit van het leven, en kan zo’n persoon geholpen worden om zijn of haar situatie een positieve betekenis te geven, zonder zich steeds als uitzondering of apart te zien. Het helpt ook met het gevoel van ergens bij willen horen. Dit model roept echter wel vragen op voor wie denkt vanuit het Bijbelse binaire kader van de mens geschapen als man of vrouw.
Belangrijk in dit debat is om onze eigen motieven te onderzoeken. Waarom zijn we tot het ene model aangetrokken en roept het andere onze afkeur op? Voelen we in het diversiteitsraamwerk een aanval op de traditionele Christelijke overtuiging en houden we daarom vast aan het integriteitskader? Of kunnen we erkennen dat de drie modellen hun sterke kanten hebben en dat wij uitgedaagd worden om hier verder over te denken? We willen datgene wat we benoemd hebben als conclusie van het Bijbelse getuigenis over de mens als richtlijn nemen om in deze discussie een positie te bepalen.
In het debat staat de vraag centraal of de genderidentiteit bepaald wordt door de natuur (het biologische geslacht) of door de cultuur (een sociaal-maatschappelijke constructie). De extreme posities zijn enerzijds de overtuiging dat iemand zijn of haar biologische geslacht moet accepteren als de door de natuur bepaalde genderidentiteit. Aan de andere kant wordt beweerd dat iemand vrij is in de keuze van zijn gender en dat de overtuiging dat geslacht gender bepaalt een cultuur-bepaald denkpatroon is dat de mens wordt opgelegd. Theologisch bezien stelt het debat ons voor de vraag of we ons uitgangspunt nemen in de overtuiging dat de mens een door God geschapen schepsel is of een autonoom wezen dat zelf zijn koers en gender kan bepalen. Luisterend naar het Bijbelse getuigenis kunnen we geen andere conclusie trekken dan dat de mens als seksueel wezen gedifferentieerd is in man en vrouw en dat het biologische geslacht bepalend is voor de gender identiteit van de mens. Een andere geslachtelijke differentiatie dan man en vrouw heeft God niet in de schepping gelegd.
Deze overtuiging moeten we op twee punten nuanceren. Wat we uit het debat kunnen leren is dat in de cultuur als ook in de Christelijke traditie de gender identiteit te smal en te stereotype omschreven wordt, waardoor ook de genderrollen als te inperkend worden ervaren. We hebben te veel ingevuld hoe een man en een vrouw zich moeten voelen en gedragen waardoor de individualiteit van de vrouw als uniek schepsel, niet alleen onderscheiden van de man, maar ook anders dan andere vrouwen onvoldoende erkend wordt. En voor de mannen geldt dit evenzo. Waar we – geholpen door dit genderdebat – steeds meer achter komen is dat deze nadere invulling eerder een reflectie is van de cultuur dan de door God bedoelde ordening, en dat wij gedwongen worden om onze cultuurgebonden overtuigingen af te leggen voor meer theologisch, of christologisch gefundeerde overtuigingen.
Een voorbeeld van het wegstappen van een cultuurgebonden reflectie is het denken over de positie van de vrouw in de gemeente. In het Nieuwe Testament kunnen we twee verschillende sporen van denken traceren. Enerzijds redeneert Paulus vanuit de overtuiging dat er in Christus een fundamentele gelijkwaardigheid is tussen man en vrouw, zoals hij het verwoord heeft in Galaten 2:28. In Christus is er geen onderscheid tussen man en vrouw. Anderzijds wordt in 1 Timoteüs 2:9-15 de vrouw een bepaalde, en aan de man ondergeschikte rol opgelegd, die gefundeerd is in het scheppingsverhaal dat eerst de man en daarna de vrouw geschapen is. De Kerk van de Nazarener heeft steeds de voorkeur gegeven aan de redenering vanuit de gelijkwaardigheid in Christus, en in de exegese van de schepping van de mens die aan 1 Timoteüs ten grondslag ligt een cultuurgebonden uitleg gezien. Daarom hebben vrouwen in onze kerk al vanaf het allereerste begin, al meer dan 100 jaar geleden, de gelegenheid gehad predikant in de kerk te worden.
We zullen dus een grotere diversiteit in genderidentiteiten en genderrollen voor zowel mannen als vrouwen moeten erkennen om recht te doen aan de diversiteit van Gods schepping. Dit noodzaakt ons niet om een binair denken over de mens als man of vrouw los te laten voor een gender fluïde model. Om de diversiteit in genderrollen en genderidentiteit te stimuleren kunnen we ook de aandacht vestigen op de diversiteit die we in de Bijbel aantreffen aangaande genderrollen. Over genderidentiteit spreekt de Bijbel niet, maar we kunnen wel belichten hoe vrouwen in de Bijbel de gangbare rollen doorbraken, en hoe mannen verschillend met elkaar om gingen. Deze voorbeelden laten een grotere variëteit zien dan de traditionele Christelijke rollenpatronen.
Om enkele voorbeelden te noemen: Debora was rechter over Israël en profetes en bij gelegenheid legeraanvoerder (Rechters 4); allemaal taken die bij de mannen belegd waren. Ruth en Noömi waren verre van onderdanig en voerden hun eigen plan uit (Ruth 3-4). David en Jonathan waren hele stoere jongens, maar kenden ook een hele innige vriendschap (1 Samuel 20:41). De vrouwen in de kring van Jezus waren degenen die Jezus uit eigen middelen onderhielden (Markus 15:40-41; Lukas 8:3) en toonden tijdens en na de kruisiging van Jezus meer moed dan de mannen.
Het genderdebat dwingt ons tot kritische reflectie en stelt ons vragen waar we over in gesprek moeten met elkaar. Hebben we door invloed van onze cultuur de genderidentiteit niet te veel versmald ten koste van een variatie die God in zijn schepping heeft gelegd tussen mannen onderling en vrouwen onderling? Is de aandacht voor genderfluïditeit onder de jongeren niet een aanklacht tegen de samenleving en de kerk die de genderrollen en de bijbehorende identiteiten veel te inperkend hebben ingevuld?
Zouden we het voorschrift uit 1 Timoteüs 2:9 niet om een geheel andere reden kunnen volgen? Toen werden de vrouwen opgeroepen om niet op te vallen door opzichtige haardracht, dure kleding, goud of parels om de gelijkheid in Christus in de gemeente niet te ondermijnen, en mensen niet op grond van uiterlijk te beoordelen (zie Jakobus 2:1-9). Zouden we nu de stereotype mannen- en vrouwenkleding en make-up, en het gedrag dat bijdraagt tot een versmalling van de beleving van onze genderidentiteiten niet moeten ontmoedigen in de gemeente? Onze geschiedenis overziende kunnen we zeggen dat we al vorderingen hebben gemaakt; vrouwen mogen kort haar hebben en in broek naar de kerk komen, iets wat vroeger op afkeur stuitte. Maar belangrijker dan de regels of adviezen is de argumentatie. Het gaat om een grotere verscheidenheid aan mannelijke en vrouwelijke genderidentiteiten te benadrukken.
De tweede nuancering heeft te maken met de gebrokenheid van het leven. Zoals we al hebben verkend ontwikkelt het leven zich niet altijd en overal als bedoeld. Naast het verzet tegen Gods missie, loopt er ook een ongeordend spoor van gebrokenheid in Gods geordende schepping dat zich onafhankelijk van de menselijke wilskracht voortzet. Ieder mens ontdekt hiervan de sporen in zijn eigen leven. De in dit artikel genoemde cijfers over inter- en transseksualiteit getuigen hiervan, evenals het hoge percentage echtscheidingen, het enorme aanbod aan huwelijksseminars, en de aantallen mensen in de kerken die verslaafd zijn aan porno. Wij kunnen en mogen hiervoor onze ogen niet sluiten door in ons theologisch denken ons alleen te richten op hoe God het bedoeld heeft. Het is er en we moeten er wat mee.
Toegepast op het genderdebat; er zijn mensen die een bepaalde mate van genderdysforie ervaren. Deze mensen zijn er ook in onze gemeentes. Dit mogen we niet ontkennen en verzwijgen, noch dit als zondig in een moreel kader neerzetten. Ook mogen deze mensen niet gestigmatiseerd worden als mensen met een probleem alsof de andere mensen normaal zijn en geen probleem hebben. We zullen moeten erkennen dat we als kerk in het omgaan met mensen met genderdysforie weinig ervaring hebben en onkundig zijn. Daarom zullen we dit artikel afsluiten met een eerste verkenning over hoe de kerk zich kan opstellen.
Een veilige kerk
Wat we al gezegd hebben willen we hier nogmaals onderstrepen dat genderidentiteit een zeer complex thema is waarvan nog maar beperkte informatie op grond van wetenschappelijk onderzoek voorhanden is. Dit vraagt om voorzichtigheid en dwingt ons geen al te stellige uitspraken te doen. We moeten ons bewust zijn van een gebrek aan kennis. Tevens moeten we zeggen dat de mensen die genderdysforie ervaren zich veelal zeer eenzaam voelen, en zich vaak niet begrepen voelen. In het boek van Alex Bakker over transgenderisme in Nederland komen mensen aan het woord die allemaal over die eenzaamheid spreken, totdat zij iemand ontmoet hadden die naar hen luisterde, begaan was met hun verhaal en hen hielp.[12]
Ten eerste zal er in onze gemeentes een klimaat gecreëerd moeten worden waarin de mensen en met name de jongeren zich veilig voelen om hier over te spreken, en hun eigen worsteling te delen. Op dit thema mag geen taboe rusten, want anders zoeken de mensen die het betreft andere en veelal niet-Christelijke groepen om erover te spreken. Van de drie eerder genoemde denkkaders moeten we ons goed bewust zijn van de negatieve kanten van het integriteitskader en van het onbekwaamheidskader. Het eerste kan juist schaamte oproepen, en het ander de persoon te veel in een apart hokje plaatsen. We zullen de mensen moeten uitnodigen om hun unieke verhaal te vertellen, en we zullen moeten luisteren naar hun worsteling en vragen. Dit soort gesprekken zullen alleen maar plaats vinden als wij in onze gemeentes een veilig klimaat scheppen. Het bewust doorbreken van stereotype en cultuurgebonden invulling van genderidentiteit en -rollen kan enorm bijdragen aan een gezond klimaat.
Ten tweede, gemeenschap is een ander belangrijk sleutelwoord. De grote vraag voor de mensen met genderdysforie is: Waar hoor ik bij? Hoe belangrijk is het voor onze kinderen in de gemeentes, en in het bijzonder in ons jongerenwerk om hen het gevoel te geven er helemaal bij te horen. De kerk is net als de familie een groep waar niemand zichzelf de vraag moet stellen of hij of zij er nog wel bij hoort. Dit moet altijd onvoorwaardelijk bevestigend beantwoord worden.
Wat wij naar onze eigen kinderen moeten communiceren is dat zij deel uitmaken van de kerkelijke gemeenschap: Wij hebben je als baby aan de Heer opgedragen of gedoopt; wij hebben je zien opgroeien en hebben je verteld over Jezus en de Bijbel; voor ons ben je deel van onze kerkelijke familie, ongeacht wat jij op dit moment gelooft en voelt, de vragen die je hebt, en hoe je ook leeft. In deze boodschap mogen wij als kerk nooit en te nimmer vaag of onduidelijk zijn. En als één van onze kinderen zelf besluit het kerkelijk thuis te verlaten, dan zullen we net als in de gelijkenis van de verloren zoon altijd op de uitkijk staan om als eerste ons kind bij terugkeer te omhelzen en te verwelkomen, want ook de “verloren” zoon bleef zoon. En als onze kinderen hun identiteit in Christus vinden, dan kunnen we samen met Paulus zeggen dat wij één zijn in Christus. Dat dit het fundament is dat ons draagt, en dat dit fundament sterker is dan meningsverschillen die we hebben.
Ten derde, zal de gemeente extremen moeten voorkomen en moeten zoeken naar de nuances. Voor iedere persoon is genderdysforie weer anders, en één lijn kan er niet getrokken worden. Algemeenheden kunnen heel veroordelend overkomen. Het is en blijft een zoeken naar wat goed is voor de persoon in het licht van het evangelie van Jezus Christus. Dit zal heel moeilijk zijn voor mensen die duidelijkheid willen hebben. Ook zullen we moeten accepteren dat door geloof in Jezus Christus of de uitstorting van de Geest niet alles in dit leven opgelost zal worden en er toch een diepe blijvende vrede en vreugde in een persoon neerdaalt die worstelt met genderdysforie. We hebben de schat nu eenmaal in een aarden vat ontvangen (2 Kor 4:7) en blijven deel hebben aan de gebrokenheid van het leven. En we zullen moeten accepteren dat de weg die de ene persoon bewandelt niet automatische ook de weg behoort te zijn voor de ander. Ook al is het ons advies om vast te houden aan het gegeven biologische geslacht als bepalend voor de genderidentiteit, dan nog kunnen we begrip hebben als iemand voor een andere weg kiest, en deze persoon daarin ondersteunen.
Ten slotte hoeven de mensen in de gemeente hun eigen overtuiging niet te verloochenen, mits gebracht in nederigheid en met liefde, en een bereidwilligheid om de eigen mening bij te stellen. Wij mogen, ja moeten zelfs de waarheid ter sprake brengen zoals wij die menen te ontlenen aan het Bijbelse getuigenis. De ander wil ook van ons horen wat wij er persoonlijk van vinden, en pas in de uitwisseling van standpunten en vragen kan het gesprek plaatsvinden, waarin beide partijen kunnen leren en groeien. Als de drie andere randvoorwaarden aanwezig zijn, dan hoeven we niet bang te zijn voor verschil van mening. Dit kan dan zelfs constructief zijn.
Nogmaals, vragen over genderidentiteit zijn nieuw voor de kerk, en we hebben nog veel te leren. De studie die noodzakelijk was om dit artikel te schrijven was als een deur die openging naar een grotendeels onbekende wereld.
Met dit artikel hebben we heel bewust het thema van menselijke seksualiteit verbreed, zodat we het niet alleen maar hebben over homoseksualiteit. De kwaliteiten van een gemeente die we hierboven hebben omschreven, gelden niet alleen voor de omgang met mensen met genderdysforie, maar ook voor de omgang met homoseksuelen, ja, met alle mensen. De kerk behoort een veilige plek te zijn voor iedereen.
In het volgende artikel willen we de draad van het vorige artikel oppakken en kijken hoe we in ons Bijbels-theologisch denken over de verschillende vragen rondom menselijke seksualiteit verder kunnen komen als de Bijbel minder expliciet dingen zegt dan we gehoopt hadden, en als daar ook nog verschil van mening over heerst onder Christenen. We komen dan te spreken over de aanvullende bronnen naast de Bijbel, namelijk traditie, kennis en ervaring.
Suggesties voor gesprek
- Het gendervraagstuk is zeer complex en voor velen een nieuw thema. Wat zijn uw ervaringen en observaties over dit onderwerp? Wat heeft u ervan gelezen en gehoord? Welke vragen roept het bij u op? U kunt ook eens het gesprek met één van de jongeren hierover aangaan.
- In dit artikel wordt gepleit om de genderidentiteiten en genderrollen voor mannen als vrouwen diverser en breder in te vullen, en als kerk uitermate voorzichtig te zijn in het bevestigen van de stereotype beelden. Bent u het daarmee eens, en zo ja, wat is er al in uw gemeente veranderd en wat kan er nog meer in uw gemeente anders gedaan worden?
- Bespreek met elkaar de vier randvoorwaarden aan het einde van het artikel om tot een veilige kerk te komen. Zijn er nog andere voorwaarden die u mist? Zijn deze voorwaarden in uw gemeente aanwezig, en op welke gebieden valt er nog winst te behalen?
Reageren
U kunt een email sturen naar alle leden van de kerngroep (Hans Deventer, Ed van Hoof, Stephen Overduin, Erik Groeneveld, Wilma en Antonie Holleman) en bijdragen aan het gesprek. In latere publicaties zullen we ook reageren op de ontvangen reacties. Het emailadres is: hetgesprek@kvdn.nl
De vorige artikelen kunt u vinden op het ledengedeelte van de website van de landelijke kerk, www.kvdn.nl, of de blog van Antonie Holleman (https://antonieholleman.com).
Dit artikel of delen hiervan mogen overgenomen worden met vermelding van: Uitgave van de Kerk van de Nazarener – Nederland.
[1] Mark A. Yarhouse, Understanding gender dysphoria, navigating transgender issues in a changing culture, 9.
[2] In het Engels kan er onderscheid gemaakt worden tussen male/female om het biologische geslacht aan te duiden, man/woman voor de gender identiteit en masculine/feminine voor de gender rol. In het Nederlands hebben we slechts twee woordparen; man/vrouw en mannelijk/vrouwelijk.
[3] Lisette Kuyper, Transgender personen in Nederland (SCP rapport mei 2017), 59-60. Deze gegevens worden verder bevestigd, zij het met iets lagere percentages, door onderzoek in Vlaanderen in 2011-12, zie Femke van Garderen, “15.000 vrouwen voelen zich eerder man en 17.000 mannen voelen zich eerder vrouw”, De Morgen, 20 januari 2015: https://www.demorgen.be/nieuws/15-000-vrouwen-voelen-zich-eerder-man-en-17-000-mannen-voelen-zich-eerder-vrouw-b8241c8d/ (geraadpleegd op 27 oktober 2018).
[4] Volgens de informatie op de website van infoNU.nl: https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/35641-als-hermafrodiet-geboren-zijn.html (geraadpleegd op 24 september 2018).
[5] Alex Bakker, Transgender in Nederland. Een buitengewone geschiedenis, 13. Zie ook NOS Nieuwsuur (14 juli 2018). https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2241539-transgender-patrick-ik-heb-geluk-met-het-tijdperk-waarin-ik-leef.html (geraadpleegd op 11 oktober 2018).
[6] Volgens de informatie op gezondheidsnet.nl: https://www.gezondheidsnet.nl/seks-en-soas/aseksualiteit-geen-behoefte-aan-seks (geraadpleegd op 24 september 2018).
[7] Mark Yarhouse maakt een soortgelijke opmerking door te zeggen: “We are disordered… We share with one another this essential quality; we do not focus on the disorder of the other while overlooking our own disorder before a holy God” (Understanding gender dysphoria, 39-40).
[8] Zie bijvoorbeeld Henk-Jan Prosman, “Van geslacht naar gender: genderemancipatie is vooral ideologische en papieren werkelijkheid”, in Postonline van 7 december 2017: https://politiek.tpo.nl/2017/12/07/van-geslacht-naar-gender-genderemancipatie-is-vooral-ideologische-en-papieren-werkelijkheid (geraadpleegd op 12 oktober 2018).
[9] Zie bijvoorbeeld het werk van Judith Butler en de International Gay and Lesbian Human Rights Commission. Citaten van hun geschriften zijn te vinden in Yarhouse, Understanding gender dysphoria, 50,51.
[10] Over genderstudies aan de universiteiten is veel discussie. Sommigen proberen deze wetenschap te ontmaskeren als linkse ideologie. Zie Bart Funnekotter, „Het beperkte nut van het uitlachen van genderstudies” in NRC van 12 oktober 2018. https://www.nrc.nl/nieuws/2018/10/12/het-beperkte-nut-van-het-uitlachen-van-genderstudies-a2417745 (geraadpleegd op 17 oktober 2018).
[11] Yarhouse, Understanding gender dysphoria, 46-53.
[12] Alex Bakker, Transgender in Nederland. Een buitengewone geschiedenis. Ook Yarhouse, Understanding gender dysphoria, 137 bevestigt dat de mensen met allerlei vormen van genderdysforie zich enorm eenzaam voelen.