Samenvatting: In dit artikel beginnen we met een samenvatting van de weg die we in de voorafgaande artikelen hebben afgelegd. We geven eerst een overzicht van het Bijbelse getuigenis aan de hand van de Bijbelgedeeltes die in de artikelen 2-6 zijn besproken. Vervolgens gaan we in op de cruciale rol die de vraagstelling van artikel 7 speelt in het toepassen van het Bijbelse getuigenis. Het is de T- splitsing waar een keuze gemaakt moet worden om verder te komen. Dan recapituleren we artikel 8 waarin we de blik verruimd hebben door in te gaan om het gendervraagstuk, en vatten onze conclusies over het zijn van een veilige kerk nogmaals samen. Daarna gaan we in op de artikelen 9 en 10 waarin we aanvullende bronnen naast de Bijbel verkenden en vatten onze conclusies over hoe we verder kunnen gaan samen. We eindigen dit artikel door uitgebreider in te gaan op de drie mogelijke handelswijzen die aan het einde van artikel 10 zijn gepresenteerd. We onderbouwen onze keuze voor de tweede optie en gaan tot slot voor de Bijbelse onderbouwing ervan nader in op Romeinen 14 en 15.
Waar zijn we nu in ons Bijbels-theologisch feuilleton? Nu we naar het einde van de serie gaan is het goed even pas op de plaats te maken en een overzicht te geven van de weg die we in de voorafgaande artikelen hebben afgelegd. We begonnen in het najaar van 2016 met ons eerste artikel, waarin we schreven dat we als landelijke kerk het gesprek over homoseksualiteit opnieuw zijn begonnen omdat eerdere pogingen waren gestagneerd.
In artikel 1 hebben we een aantal punten aangegeven die voor ons belangrijk zijn. Het zijn de leerpunten uit eerdere gesprekken en tevens richtingwijzers voor onze nieuwe zoektocht.
- We willen luisteren naar het volledige verhaal van de weg die God met zijn schepping en schepselen gegaan is, gaat en zal gaan, zoals verteld in de gehele Bijbelse canon van Genesis tot Openbaring. We kiezen voor een narratieve en canonieke benadering.
- We willen steeds spreken vanuit het volledige plaatje over menselijke seksualiteit zoals God het bedoeld heeft. We willen niet één thema eruit lichten en de andere onbesproken laten. Met een onderwerp als dit kijken we op een gegeven moment ook zelf in de spiegel.
- We willen ons bewust zijn van de Wesleyaans theologische traditie van de Kerk van de Nazarener.
- We willen schrijven voor een gemarginaliseerde kerk in een post-christelijke samenleving, waarin het Bijbelse getuigenis een minderheidsgeluid is.
- We willen oecumenisch en internationaal denken. We voelen ons verbonden met andere Christenen en in het bijzonder met Nazareners in andere landen en culturen.
- We willen zoeken naar een pastoraal-missionaire toepassing voor de plaatselijke gemeente.
- We willen biddend een weg zoeken en hopen dat God het gesprek zal gebruiken tot vernieuwing van onze kerk.
Verkenning van het Bijbelse getuigenis
In de artikelen 2 tot 6 hebben we ingezoomd op de teksten uit de Bijbel die in de discussie over homoseksualiteit steeds worden aangehaald en besproken. We hebben die teksten steeds in een breed Bijbels kader geplaatst overeenkomstig het eerste bovengenoemde punt. We willen nu de conclusies uit die artikelen in een doorlopend verhaal recapituleren en hier en daar verder aanvullen.
In artikel 2 begonnen we met de schepping van de mens, en beschreven we hoe de mens door God als zijn zaakwaarnemer is aangesteld om voor de aarde te zorgen. In dit partnerschap met God is de mens ook een partner gegeven; iemand die op hem lijkt en toch heel anders is. In gelijkwaardigheid en complementariteit aan elkaar kan de mens deze klus klaren. Zoals de rivieren vanuit de hof de zegen van God naar alle windrichtingen verspreiden, zo wordt van de mens gevraagd om door het stichten van kleine en grote gemeenschappen, van gezin tot samenleving, de aarde te bevolken en te verzorgen.
Als relationeel wezen is de mens ook een seksueel wezen, onderscheiden in een mannelijk en een vrouwelijk geslacht. Deze worden tot elkaar aangetrokken en hebben elkaar nodig om tot heelheid te komen en zich te kunnen voortplanten. Onze seksualiteit getuigt van het menselijke verlangen zich aan anderen te hechten, en ook al is het huwelijk van man en vrouw hiervan de hoogste expressie, het is niet hiertoe beperkt. Ook in vriendschappen en gemeenschappen, zoals bijvoorbeeld het lichaam van Jezus Christus, kan intimiteit van relaties gevonden worden. Het huwelijk is ook meer dan seksuele gemeenschap; het is partnerschap met God en een afspiegeling van het verbond van God met de mens.
In artikel 3 bespraken we de andere kant van het mens-zijn. De mens blijkt niet standvastig genoeg te zijn en kan van koers afraken. Door van God af te dwalen wordt het leven ontwricht en verwordt het goede tot iets dat pijn doet en verdriet veroorzaakt. Dit wordt in de Bijbel de zonde genoemd, en dat omvat meer dan een individuele daad; het is eveneens een collectieve macht die het leven buiten de menselijke wil corrumpeert. We spreken dan over de gebrokenheid van het leven. In zijn analyse van deze situatie zegt Paulus in Romeinen 1 dat de mens God als oriëntatiepunt voor het leven heeft ingewisseld voor andere dingen en dat God de gevolgen van deze afwijzing heeft laten gebeuren. Hij illustreert dit door te wijzen op homoseksueel gedrag dat tegen de natuurlijke omgang van mannen en vrouwen ingaat.
Maar God blijkt niet een afzijdige toeschouwer te zijn. In het verhaal in Genesis zien we dat God al direct na de zondeval de mens in zijn zelf bewerkte hulpeloosheid tegemoet treedt door kleren te maken om zijn naaktheid te bedekken. God trekt zijn handen niet terug maar blijft voor de opstandige mens zorgen. Hierin zien we Gods voorafgaande genade die de verdwaalde mens weer tot zich probeert te trekken.
We zijn toen ook ingegaan op de vraag hoe de homoseksuele geaardheid of oriëntatie Bijbels-theologisch gezien moet worden. We zeiden dat deze geen zonde is maar een expressie is van de gebrokenheid van het leven. In artikel 8 hebben we dit ook zo verwoord voor alle vormen van genderdysforie.
In artikel 4 vervolgden we het verhaal dat Genesis vertelt. Het blijkt dat het kwaad voortwoekert en dat de goede schepping van God steeds meer ontwricht raakt. En al heel snel wordt in Genesis 6 een dieptepunt bereikt; God heeft spijt en wil helemaal opnieuw beginnen met één persoon die als enige een rechtvaardig leven leidt; Noach. Maar ook dit mag niet helpen. Na het nieuwe begin gaat alles weer heel snel verder zoals voorheen. Het verhaal van de toren van Babel illustreert het verzet van de volken die zich over de aarde verspreiden.
God laat de volken weliswaar hun gang gaan, maar Hij laat hen niet los. Uit die verschillende volken kiest God één persoon, Abraham, en hoopt door hem de andere volken te bereiken. Abraham is Gods middel tot zegen van die andere volken. De uitverkiezing van Abraham, en daarmee van Israël staat ten dienste van de missie van God om zijn hele schepping te zegenen.
Het bekende verhaal van Sodom en Gomorra illustreert de missie die Abraham heeft. Abraham neemt het op voor de rechtvaardigen in Sodom en probeert zelfs omwille van hen de hele stad, hoe slecht en corrupt die ook mag zijn, van de ondergang te redden. Het mocht echter niet baten, maar Abraham wordt wel het model van God van een rechtvaardig persoon. Zoals Abraham moeten ook zijn kinderen handelen.
In artikel 5 schreven we over de moeizame geschiedenis van de nakomelingen van Abraham, die vanwege een hongersnood naar Egypte moeten uitwijken en daar ondergedompeld worden in slavernij. Gods zegen wordt wederom gesmoord door het kwaad. Maar God geeft niet op. Hij bevrijdt de Israëlieten en brengt hen samen bij de berg Horeb en vraagt hen vervolgens of zij in hun samenleving God willen weerspiegelen en zo een getuigenis naar de volken willen zijn. Zij zijn een koninkrijk van priesters naar de andere volken. Hiertoe geeft hij hen de wetten en regels, en later het land om een alternatieve samenleving zichtbaar te maken. Ze zijn geroepen om in hun wijze van met elkaar omgaan God zichtbaar te maken voor de volken.
We zijn toen ook ingegaan op de regels in het boek Leviticus waar het volk wordt opgeroepen om het karakter van God te weerspiegelen in een heilig leven dat alle gebieden van het leven betreft. Alleen dan kan het volk Gods instrument zijn in de missie naar de volken. De heiligheid die God wil is goed weerspiegeld in het leven van Jezus. Het is geen heiligheid die afgeschermd moet worden van de onreinheid in de wereld, maar een kracht die het onreine geneest en rein maakt. Heiliging behoort missionair te zijn.
De twee teksten uit Leviticus over de homoseksuele praktijk (18:22; 20:13) moeten in dit brede kader gelezen worden van Gods opdracht om een heilig leven te leiden volgens Gods inzettingen. Deze twee verzen tezamen met andere geven Gods algemene norm voor seksueel gedrag weer, zonder in te gaan op homoseksuele geaardheid als expressie van de gebrokenheid van het leven.
In het boek Deuteronomium wordt de nadruk gelegd op gehoorzaamheid. Het volk is onvoorwaardelijk uitgekozen, maar om Gods zegen te ontvangen en in het land te blijven wonen vraagt God gehoorzaamheid van het volk. Alleen in gehoorzaamheid aan God kan het volk zijn missie naar de andere volken volbrengen. Uit de geschiedenis van het volk in het land, verteld in de boeken Jozua, Rechters, Samuël en Koningen, blijkt dat het volk deze gehoorzaamheid niet kan opbrengen en dat het volk als gevolg van zijn ongehoorzaamheid uit het land verbannen wordt.
Maar ook dan laat God zijn volk niet los, net zoals we zagen in Genesis 3. De profeten, zoals Jesaja en Jeremia, hadden al gesproken over een nieuwe toekomst waarin het volk wel die gehoorzaamheid zal weten op te brengen en tot zegen zal zijn voor de volken. In ballingschap roept de profeet die vanaf Jesaja 40 spreekt, alsook Ezechiël het volk op om terug te keren naar het land langs de weg die God zal banen door de woestijn.
Met dit overzicht van het verhaal van de mens en het volk dat in het Oude Testament verteld wordt krijgen we bovenal zicht op God. God heeft een missie om zijn hele schepping te laten delen in zijn heerlijkheid, en hiervoor wil hij alle volken bereiken. Het volk dat Hij hiertoe uitkiest is geroepen om Gods karakter te weerspiegelen in alle aspecten van het leven, niets uitgezonderd. Als het volk dit niet blijkt te kunnen waarmaken, blijft God trouw aan zijn missie en zijn keuze voor het volk. Zoals Paulus in Romeinen 9-11 duidelijk maakt, is zelfs een ongehoorzaam volk nog steeds een instrument in Gods handen. God is trouw en uitermate barmhartig en genadig omwille van zijn missie. In een later artikel zullen we terugkomen op deze conclusie en deze verder uitwerken voor het handelen van de kerk.
In artikel 6 maakten we de overstap naar het Nieuwe Testament en bespraken we delen uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs vanwege een vers (6:9-10) dat vaak wordt genoemd in de discussies over homoseksualiteit. Onze conclusie was dat dit vers (evenals 1 Timoteüs 1:9-10) vanwege onduidelijkheden in de uitleg geen bijdrage kan leveren, en dat er buiten Romeinen 1 geen nieuwtestamentische teksten over homoseksualiteit zijn die ons kunnen helpen in de Bijbels-theologische reflectie op dit onderwerp. Toch kwamen we twee thema’s tegen waar wij wel aandacht aan moeten schenken.
Paulus reikt de gemeente van Jezus Christus een moreel kader aan dat sturing geeft aan het handelen van de gemeente. Zijn kader is gebaseerd op het kruis van Jezus Christus, en in de eerste vier hoofdstukken van de eerste brief aan de Korintiërs plaatst hij dit tegenover een werelds kader waardoor de leiding van de gemeente zich in zijn ogen te veel laat leiden. De gemeente heeft tot doel om het karakter van de gekruisigde en opgestane Christus zichtbaar te maken in een wereld die vaart op een ander kompas.
Ten tweede dienen we ter harte te nemen wat Paulus zegt over het lichaam. We dienen de Heer ook met ons lichaam, en alles wat wij met ons lichaam doen, inclusief onze seksuele activiteiten, heeft een geestelijke dimensie. Wij worden opgeroepen de Heer te verheerlijken in en door ons lichaam. Anders gezegd, seks en erotiek behoren ook aan de orde te komen als wij over discipelschap spreken.
Met artikel 6 sloten we een eerste Bijbels-theologische verkenning af waarin we de verschillende Bijbelpassages verkend hebben die in de discussies over homoseksualiteit steeds aan de orde komen. Onze conclusie was dat alleen de teksten uit Romeinen 1 en Leviticus 18-20, gelezen tegen de achtergrond van Genesis 1-3, een substantiële bijdrage kunnen leveren voor ons gesprek.
Keuze maken op een T-splitsing
In artikel 7 gingen we in op de vraag of de kijk op homoseksualiteit in de Bijbel dezelfde is als die van ons. Het is duidelijk dat het in de Bijbel over homoseksuele praktijk gaat, maar getuigt de Bijbel ook van een homoseksuele geaardheid of oriëntatie zoals wij er nu over spreken? We hebben toen eerst de verandering van denken over homoseksualiteit beschreven alsook de nieuwe inzichten over homoseksuele oriëntatie. Toen hebben we geconcludeerd dat de Bijbel geen duidelijke indicatie geeft uit te gaan van zo’n oriëntatie.
Met deze conclusie kwamen we op een lastig punt. Ons standpunt betekent dat in het spreken over homoseksuele praktijken de Bijbel de homoseksuele oriëntatie buiten beschouwing laat, en wij daarom op onze vragen over homoseksualiteit geen afdoend Bijbels antwoord ontvangen. We hebben nu eenmaal nieuwe en andere inzichten over homoseksualiteit die de Bijbelschrijvers niet hadden. We kunnen dan ook niet zo maar de behandelde teksten uit de Bijbel één-op-één overzetten naar deze tijd; er ligt een historische en culturele kloof tussen het toen van de Bijbel en het nu van onze wereld.
Er zijn echter Christenen die deze conclusie niet delen en vinden dat de Bijbel in haar veroordeling van homoseksuele praktijken wel uitgaat van een homoseksuele oriëntatie en dat daarmee de Bijbelteksten nog steeds direct toepasbaar zijn in onze huidige situatie. Zij zien de kloof tussen het Bijbelse toen en het nu van deze tijd als minder fundamenteel. Dit punt beschreven we als de T-splitsing waar wegen in de kerkelijke discussie uitéén gaan, niet zozeer op exegetische gronden, maar op grond van hermeneutische afwegingen.
Staande op deze T-splitsing, ongeacht de keuze die gemaakt wordt, zal iedereen zich er bewust van moeten zijn dat simpele zwart-wit antwoorden geen recht doen aan de complexiteit van de keuze die we te maken hebben. Niet kiezen is ook geen optie. En wanneer mensen op dit punt verschillende wegen ingaan, zullen we die keuzes moeten respecteren zonder elkaar te veroordelen. Vanuit deze omschrijving is artikel 7 te zien als een cruciaal punt in de serie artikelen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het tot nu toe de meeste reacties van lezers heeft opgeroepen.
Belangrijk om als aanvulling te noemen is dat op deze T-splitsing veel bepaald wordt door hoe we naar de Bijbel kijken. We willen op dit punt onze geloofsbelijdenis citeren die zegt: “Wij geloven in de volledige inspiratie van de Heilige Schrift, waaronder wij de 66 boeken van het Oude en Nieuwe Testament verstaan, die door goddelijke inspiratie gegeven zijn en onfeilbaar Gods wil openbaren, betreffende ons, in alles wat noodzakelijk is voor onze verlossing, zodat alles wat niet daarin besloten ligt, niet als geloofsartikel voorgeschreven kan worden.” Onze conclusie dat de Bijbel geen afdoende antwoorden geeft op onze vragen aangaande homoseksualiteit is verenigbaar met onze belijdenis over de Bijbel.[1]
Onze conclusie dat het niet aannemelijk is dat de Bijbel uitgaat van eenzelfde visie op homoseksualiteit betekent ten eerste dat we verder moeten lezen in de hele Bijbel en Bijbels-theologische lijnen moeten doortrekken naar situaties die buiten het blikveld van het Bijbelse getuigenis liggen. En ten tweede dat we ons verder moeten laten informeren door aanvullende bronnen buiten de Bijbel.
Gender vragen en de noodzaak van een veilige kerk
Voordat we de bovenstaande twee sporen gingen verkennen maakten we in artikel 8 een stap opzij door het thema genderidentiteit te verkennen. Dit artikel was bedoeld om te informeren over een onderwerp dat steeds meer op de voorgrond treedt. In de Bijbels-theologische reflectie konden we terugvallen op de artikelen 2 en 3. We bevestigden de binaire geslachtelijkheid van de mens in mannelijk en vrouwelijk, en dat genderidentiteit door het biologische, door God geschapen geslacht wordt bepaald, en geen sociale constructie is of een keuze die de mens zelf maakt. Wel erkenden we dat in de Christelijke traditie de genderidentiteiten en -rollen te veel versmald zijn, en dat de Bijbel getuigt van een grotere variatie dan vaak aangenomen wordt.
Genderdysforie, de ambivalentie en incongruentie tussen het biologische geslacht en de genderidentiteit, werd evenals homoseksualiteit in artikel 3 omschreven als een expressie van de gebrokenheid van het leven. Op dit punt brachten we een hele belangrijke nuancering aan. Er loopt door Gods geordende schepping een ongeordend spoor van gebrokenheid waar ieder mens mee te maken heeft. Ieder mens wordt door de tragiek van het leven getroffen, zij het niet in gelijke mate. In het delen in deze gebrokenheid van het leven zijn hetero’s en homo’s gelijk, evenals cisgenders en transgenders.
We hebben aan het einde van het artikel de vraag gesteld naar de respons van de kerk. En ook al ging het specifiek over mensen die worstelen met genderdysforie, wat we schreven is ook van toepassing op het omgaan met homoseksuelen in de gemeente, ja met alle mensen. We omschreven hoe de kerk een veilige plek kan zijn door…
- Een veilig klimaat te creëren, zodat taboes en gevoelige onderwerpen besproken kunnen worden;
- Een inclusieve gemeenschap te zijn, zodat iedereen het gevoel heeft er helemaal bij te horen;
- De complexiteit van het leven te erkennen en simpele zwart-wit tegenstellingen na te laten;
- De eigen overtuiging in liefde en nederigheid uit te dragen met een bereidwilligheid deze bij te stellen door nieuw zicht op het Bijbelse getuigenis.
Traditie, wetenschap en ervaring
In artikel 9 pakten we de draad op van artikel 7, en introduceerden we de Wesleyaanse vierhoek, een theologisch model voor het luisteren naar traditie, wetenschap en ervaring in aanvulling op het gezag van de Bijbel. We zijn toen eerst ingegaan op de traditie binnen de Kerk van de Nazarener over het spreken over menselijke seksualiteit en homoseksualiteit in het bijzonder. Wij hebben uitvoerig aandacht geschonken aan de herformulering van ons standpunt over menselijke seksualiteit en huwelijk dat op de Algemene Vergadering van 2017 is aangenomen.
Aan het einde van het artikel hebben we een viertal conclusies getrokken die verder richting geven aan onze zoektocht hoe te spreken over homoseksualiteit en om te gaan met homoseksuelen in de gemeente:
- Het kerkelijk spreken zal getuigenis afleggen van een spanningsveld tussen waarheid en genade waarbinnen Gods liefde voor mensen bepalend is.
- Het kerkelijk spreken zal algemene Bijbelse richtlijnen aanreiken en ruimte laten aan de plaatselijke gemeente voor het vinden van een concrete weg.
- Het kerkelijk spreken zal bijdragen tot de eenheid binnen de kerk en verdeeldheid willen voorkomen.
- Het kerkelijk spreken zal plaatselijke gemeentes aanmoedigen missionaire gemeenschappen te zijn en hoop en liefde te bieden aan allen die de gebrokenheid in het leven ervaren.
In artikel 10 gingen we verder en keken we naar het kerkelijk spreken over homoseksualiteit in twee andere wereldwijde Wesleyaanse kerkgenootschappen en naar de aan de Kerk van de Nazarener verwante kerken in Nederland. De observaties bevestigden wat we aan het einde van artikel 7 stelden dat het echt spannend wordt op de T-splitsing, waar de wegen uiteengaan. In de kerken waar de discussies plaatsvinden loopt de eenheid van de kerk, zeker van de mondiale kerken gevaar, maar eveneens wordt de kerk de mogelijkheid geboden een alternatief te laten zien aan de samenleving die door polarisatie geteisterd wordt. De kerken kunnen er niet langer omheen draaien en zullen duidelijkheid moeten verschaffen naar de eigen leden als ook naar de homoseksuelen. De juiste weg is om plaatselijke gemeentes het vertrouwen te geven de juiste en concrete afwegingen te maken, omdat zij de mensen kennen die het betreft.
De wetenschap is voorzichtiger geworden in haar uitspraken over het ontstaan van homoseksualiteit en kan niet veel bijdragen aan het kerkelijke debat vanwege andersoortige vragen. De ervaringen van homoseksuelen met de kerk, alsook de ervaringen van heteroseksuelen met gelovige homoseksuelen in de gemeente hebben daarentegen wel hun invloed op het gesprek. De homoseksuele gelovigen vertellen over hun eenzaamheid en de kilheid en afzondering die zij vaak in de gemeente ervaren. De heteroseksuele gelovigen ontdekken dat een homoseksueel evenzeer de Heer en Zijn Woord kan liefhebben en dus zondermeer een broer en zus in de Heer is.
Hoe nu verder?
Aan het einde van artikel 11 maakten we de balans op en omschreven de praktische uitdaging van veel plaatselijke gemeentes met een overtuiging die overeenkomt met die van de Kerk van de Nazarener. We willen deze uitdaging puntsgewijs weergeven:
- Er is erkenning dat de kerk anders met homoseksuelen in de eigen gemeenschap moet omgaan dan in het verleden is gebeurd.
- Steeds meer kerkmensen hebben de ervaring dat homoseksuelen ook toegewijde gelovigen kunnen zijn, ook in evangelische gemeentes.
- De homoseksuele oriëntatie wordt gezien als expressie van de gebrokenheid in Gods schepping.
- De overtuiging van de kerk dat God van homoseksuelen vraagt om celibatair te leven is een punt van discussie onder gelovigen.
- Hoe moeten gemeentes omgaan met samenwonende homoseksuelen in hun midden die zich kunnen vinden in het belijden van hun kerk maar het oneens zijn met het standpunt van de kerk over homoseksualiteit?
De vraag van punt E wordt bepaald door de punten B en D. In gemeentes waar homoseksuelen geen deel van uitmaken zal de ervaring van punt B zeer beperkt zijn en ontbreekt ook meestal de aanleiding tot de discussie van punt D. De kans is groot dat deze kerken door homoseksuele gelovigen als niet zo gastvrij worden ervaren en dat die kerken de erkenning van punt A niet in daden kunnen omzetten. De grote vraag is hoe zo’n kerk gaat reageren als de “eigen kinderen” ontdekken dat zij homoseksueel zijn. Kan zo’n gemeente er dan voor deze mensen zijn en hen begeleiden? Is hun gemeente dan veilig genoeg of zullen zij op zoek gaan naar een andere gemeente? Dit geldt ook voor ouders, grootouders en vrienden van homoseksuele (klein) kinderen en vrienden. Voelen zij zich vrij om hierover in de gemeente te spreken en is hun gemeente in staat hen te ondersteunen?
Belangrijk te onderstrepen is dat niet de overtuiging het belangrijkste is, maar hoe we met die overtuiging omgaan en hoe we met mensen omgaan, en in het bijzonder met medegelovigen die een andere mening hebben. Het veranderen van overtuiging betekent nog niet dat de liefde voor mensen toeneemt en de kerk een veilige gemeenschap wordt. Daarom wordt het antwoord op de vraag van punt E bepaald door hoe we met de discussie van punt D omgaan.
We hebben in dat laatste artikel ook drie mogelijke handelwijzen aangereikt voor de gemeentes die met de vraag van punt E worstelen. Deze drie opties willen we hier in ander bewoordingen opnieuw weergeven:
- Als we vinden dat de aanwezigheid van een samenwonend homoseksueel stel het getuigenis van de gemeente van Jezus Christus schaadt, dan zullen we het advies van Paulus in 1 Korintiërs 5 volgen en deze mensen verzoeken de gemeente te verlaten. We kunnen dit iets minder radicaal doorvoeren door hen alleen het lidmaatschap te ontzeggen, of te weigeren hen deel te laten nemen aan de sacramenten van doop en avondmaal, of hen niet te vragen om taken in de gemeente te vervullen. Zij worden dan in zekere zin getolereerd als kerkbezoekers. Vroeg of laat zullen deze mensen de gemeente dan waarschijnlijk toch verlaten, of, als zij blijven, zich niet volledig deel van de gemeente voelen.
- Als we erkennen dat er onder Christenen discussie gaande is over de vraag of God van homoseksuelen vraagt om celibatair te leven of dat er onder bepaalde omstandigheden ruimte is voor een uitzondering (deze discussie wordt met allerlei nuanceringen gevoerd),[2] en we van mening zijn dat deze discussie niet de kern van ons belijden als kerk raakt, dan zullen we het advies van Paulus in Romeinen 14 en 15 volgen. Dit betekent dat we het verschil van mening in de kerk accepteren zonder elkaar te veroordelen of te willen overtuigen, en met elkaar een manier vinden om met dit verschil van inzicht om te gaan, die geen afbreuk doet aan het welzijn en de eenheid van de gemeente. Concreet betekent dit dat er een compromis gevonden wordt, een “win-win” situatie zoals dat in het Engels wordt genoemd.
- Als door het getuigenis van de Geest en het getuigenis van de homoseksuelen zelf wij tot een nieuw inzicht komen dat zij in de gemeente in alle opzichten gelijkwaardig zijn aan de heteroseksuelen, dan moeten wij op gelijke wijze als in de besprekingen in Jeruzalem (Handelingen 11 en 15) een oude overtuiging van de kerk bijstellen. Dit betekent een principiële gelijkwaardigheid en dat er voor homoseksuelen in de gemeente dezelfde regels gelden als voor heteroseksuelen.
De drie bovenstaande handelwijzen gaan uit van één bepaalde casus van een samenwonend homoseksueel stel in de gemeente en dekken niet het hele spectrum van uitdagingen die op de kerk afkomen. Toch geven de opties drie verschillende richtingen aan voor de kerk in de omgang met homoseksuelen in het algemeen, ook al zijn er voor ieder van de drie wegen nog wel wat verschillende nuanceringen aan te brengen.
Als we de drie wegen evalueren aan de hand van de punten A-E van de uitdaging die hiervoor beschreven is, dan gaan de drie opties bij punt D uit elkaar. Het tweede model erkent dat er over dit punt discussie is onder Christenen, ook binnen hetzelfde kerkgenootschap. Impliciet verweven met de eerste en derde optie is de overtuiging dat hierover geen discussie moet zijn. En waar die discussie wel gevoerd wordt zal men proberen de ander te overtuigen. Of wel dat samenwonende homoseksuelen het getuigenis van de gemeente schaden, of dat zij niet anders behandeld moeten worden dan heteroseksuele echtparen.
Als we nog een stap verder gaan en de vraag stellen welke van drie wegen voor ons als Kerk van de Nazarener in Nederland mogelijk zijn, dan valt de derde optie af omdat het officiële standpunt van de Kerk van de Nazarener hiermee niet verenigbaar is. De eerste is ook niet echt een mogelijkheid, omdat daarmee de discussie onder ons genegeerd wordt, er geen recht wordt gedaan aan de voorzichtigheid waartoe de conclusies in de voorgaande artikelen ons manen, en omdat het van weinig liefde getuigt voor onze homoseksuele broeders en zusters in de gemeente. Ook een afgezwakte variant van de eerste optie wijzen we af omdat die onduidelijkheid zal creëren, en een gebrek aan moed etaleert en daardoor kan overkomen als om de hete brij draaien. Hiermee is niemand gediend.
We willen dan ook de tweede weg volgens het advies van Paulus in Romeinen 14-15 gaan verkennen, omdat die het meeste recht doet aan de huidige situatie binnen onze landelijke kerk, en de mogelijkheid biedt onze conclusies in de voorgaande artikelen te volgen. Deze tweede optie getuigt ook van de verlegenheid die in de kerk heerst en de voorzichtigheid van het niet zeker weten. Het is een weg die dingen nog open laat, maar wel de noodzaak aangeeft van duidelijk handelen. Misschien nog wel belangrijker is dat dit model het welzijn, getuigenis en de eenheid van het lichaam van Jezus Christus voor ogen heeft en overtuigingen niet tot een breekpunt laat komen. Het is ons uiteindelijk om de gemeenschap van de gelovigen te doen en het getuigenis van Jezus Christus.
Romeinen 14-15
Nu we een eerste keuze voor een model gemaakt hebben, willen tot slot van dit artikel het Bijbelgedeelte waarop dit gebaseerd is wat nader verkennen. In Romeinen 14:1 snijdt Paulus een onderwerp aan waar de kerk in Rome mee worstelde. Het betrof onenigheid aangaande voedsel en het vieren van bepaalde feestdagen. Er was een groep in de gemeente die zich meende te moeten houden aan een aantal voorschriften uit de wet betreffende het eten van vlees (14:2), het houden van bepaalde feestdagen (14:5), en waarschijnlijk het drinken van wijn (14:21). Dit probleem is verwant aan het probleem in Korinte, maar daar betrof het specifiek vlees dat aan de afgoden geofferd was (1 Korintiërs 8 en 10:23-11:1). Zo beschrijft Paulus het niet in zijn Romeinen brief.
Paulus is het niet met de groep in Rome eens die zich van vlees en wijn onthoudt en allerlei (joodse) feestdagen in ere houdt; hij schaart zich bij de andere groep die waarschijnlijk in de meerderheid was (15:1). Het betreft niet een probleem dat de kern van het evangelie raakte, want als dit wel het geval was geweest had Paulus veel hardere woorden gebruikt, zoals bijvoorbeeld in Romeinen 6:1-2, 15; 7:7, 13; 11:1. Toch moeten we dit verschil van inzicht ook weer niet bagatelliseren als een kleinigheidje. Het probleem was dat de ene groep het nuttigen van vlees en wijn en het niet houden van de feestdagen als een zonde zag, en de andere groep niet. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in 14:22-23. Wie tegen zijn eigen geloofsovertuiging handelt maakt zich schuldig naar God en is daardoor veroordeeld omdat hij of zij ingaat tegen de eigen geloofsovertuiging. Ook in 14:6-8 geeft Paulus aan dat wij de Heer eren door te leven overeenkomstig onze overtuiging.
De twee groepen stonden op dit punt dus tegenover elkaar. Veel meer weten we niet. De namen die Paulus voor de twee groepen gebruikt sluiten aan bij de visie van Paulus. De zwakken zijn zwak in het geloof (14:1) omdat zij de implicaties van de komst van Christus als vervulling van de oudtestamentische voorschriften niet volledig doortrekken. Paulus spreekt hier geen waardeoordeel uit over hun geloof in Jezus Christus op zich, maar hij vindt dat zij een beperkt inzicht hebben in de implicaties van het geloof in Christus. De sterken daarentegen zien dit wel. Zij hebben het geloof in Christus verder uitgewerkt in een bepaalde handelwijze, of in dit geval in het breken met een bepaalde praktijk die zij door Christus als niet relevant meer beschouwen.
De boodschap aan beide groepen is om elkaar te aanvaarden zonder te proberen elkaar te overtuigen (14:1). Afwisselend spreekt hij de ene en dan de andere groep toe. Tegen degenen die menen te moeten vasthouden aan bepaalde regels zegt Paulus dat zij de anderen niet moeten veroordelen, en de andere groep die zich vrij voelt van die regels mag van Paulus niet neerzien op de anderen die in hun ogen nog niet zo ver zijn (14:3). Het punt dat Paulus wil maken is dat beide groepen vanuit hun geloofsovertuiging tot die mening zijn gekomen en dat doen tot eer van God. Daarom is het advies van Paulus: “Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen”(14:5), want wij zijn allemaal in dienst van Christus en hebben niet het recht neer te zien op onze geloofsgenoten of hen te veroordelen (14:10). Iedereen zal zelf verantwoording moeten afleggen tegenover God (14:12).
Paulus laat het hier niet bij. In 14:13 gaat hij een stap verder door te zeggen dat beide groepen aan elkaar geen aanstoot moeten geven of elkaar ergeren. Praktisch betekent dit dat iemand van voedsel moet afzien als dit een ander kwetst. Paulus schetst in vers 17 waar het wel om moet gaan: gerechtigheid zoals hij in de eerste hoofdstukken van zijn brief heeft uiteengezet, vrede in de onderlinge relaties in de gemeente (zie ook vers 19) en de vreugde. Wie zich op deze kwaliteiten richt dient niet alleen Christus en doet de wil van God, maar wordt ook door de mensen gerespecteerd (14:18). In vers 20 slaat Paulus de spijker definitief op de kop door te zeggen dat de Romeinen het werk van God in de gemeenschap niet mogen afbreken vanwege hun gedrag aangaande regels die niet tot de kern van het evangelie behoren. Paulus roept beide groepen op hun eigen overtuiging niet door te drukken, maar elkaar te respecteren en gericht te zijn op het grotere geheel van het lichaam en de missie van Christus.
Maar Paulus heeft nog meer te zeggen. In 15:1-2 maant hij iedereen zich te richten op het welzijn van de ander met wie zij van mening verschillen, want ook Christus zocht niet zijn eigen belang (15:3). In 15:7 grijpt Paulus weer terug op de woorden van het elkaar aanvaarden waar hij in 14:1 mee begonnen was, maar richt zich nu in het algemeen tot iedereen die gelooft. Paulus sluit af met een verwijzing naar Christus die zowel voor de joden als heidenen gekomen is en onderbouwt dit met allerlei oudtestamentische citaten die de missie van God onderbouwen om de mensen samen te brengen in één lichaam dat God lof brengt.
Wij menen dat de weg die Paulus hier laat zien ons ook kan helpen in onze zoektocht. Onze studie tot nu toe heeft laten zien dat de Bijbel onvoldoende duidelijkheid verschaft over de vragen die wij hebben over de homoseksuele oriëntatie. Vanwege de open eindjes en onbeantwoorde vragen, menen wij dat het niet gerechtvaardigd is en het de gemeente van Jezus Christus kan schaden als wij één bepaalde overtuiging te sterk benadrukken ten nadele van een andere. Het is in deze situatie dat de woorden van Romeinen 14-15 ons aansporen dit meningsverschil te respecteren, elkaar niet te veroordelen of op elkaar neer te kijken, maar elkaar vast te houden en te dienen en het belang van de gemeenschap en het werk van God te zoeken.
In de resterende artikelen willen we nader gaan onderzoeken wat dit voor ons kan betekenen, en hoe we deze weg nader kunnen invullen voor ons als Nederlandse Kerk van de Nazarener. We verwachten dat we nog vier artikelen nodig hebben voordat we ons slotakkoord kunnen inzetten, hopelijk ergens in februari 2019. Elk artikel zal als een stap richting het slotakkoord zijn, maar de precieze invulling van elke stap ligt nog niet vast. We willen dit zoekend en biddend doen, en steeds één stap tegelijk zetten. We vragen dan ook om uw gebed voor deze laatste fase, en stellen uw reacties en input op prijs.
In het volgende artikel willen naar de evangeliën gaan en kijken hoe de evangelisten schrijven over Jezus Christus en hoe hij mensen tot zich trok en een inclusieve gemeenschap vormde.
Suggesties voor gesprek
- De artikelen kunnen in twee delen verdeeld worden; de Bijbelse verkenning (artikelen 2-6) en een verkenning van de aanvullende bronnen van traditie, wetenschap en ervaring (artikelen 8-10), met artikel 7 als scharnier tussen de beide delen. Herkent u de T-splitsing die aan het eind van artikel 7 en in het begin van artikel 9 is beschreven? Bent u het ermee eens dat de keuze op die splitsing niet zozeer op grond van exegetische gronden (alleen op grond van artikelen 2-6), maar op hermeneutische afwegingen (artikelen 2-10) wordt gemaakt?
- Bespreek met elkaar Romeinen 14-15 en hoe dit verder toegepast kan worden op de kerkelijke discussie over homoseksualiteit.
Reageren
U kunt een email sturen naar alle leden van de kerngroep (Hans Deventer, Ed van Hoof, Stephen Overduin, Erik Groeneveld, Wilma en Antonie Holleman) en bijdragen aan het gesprek. In latere publicaties zullen we ook reageren op de ontvangen reacties. Het emailadres is: hetgesprek@kvdn.nl
De vorige artikelen kunt u vinden op het ledengedeelte van de website van de landelijke kerk, www.kvdn.nl, en op de blog https://antonieholleman.com.
Dit artikel of delen hiervan mogen overgenomen worden met vermelding van: Uitgave van de Kerk van de Nazarener – Nederland.
[1] Op de Algemene Vergadering van 2009 waren een drietal resoluties aangenomen om wijzigingen aan te brengen in onze geloofsbelijdenis over de Bijbel (geloofsartikel 4). Er is toen een studiecommissie ingesteld die vier jaar later de aanbeveling deed om het geloofsartikel ongewijzigd te laten. Dit advies is door de vergadering gevolgd. Het verslag van de studiecommissie waarin ons huidige geloofsartikel over de Bijbel wordt uitgelegd is te vinden in het online theologisch magazine Didache van de Kerk van de Nazarener, volume 13, nummer 1: http://didache.nazarene.org/index.php/volume-13-1/892-didache-v13n1-01-scripturestudycommitteereport-king1/file (geraadpleegd op 4-12-2018).
[2] In het boek onder redactie van Ad de Bruijne, Open en kwetsbaar, christelijk debat over homoseksualiteit, dat het resultaat is van een congres in 2012 over homoseksualiteit worden drie benaderingen verkend, die alle drie de overtuiging hebben dat God van de homoseksueel een celibatair leven vraagt. De eerste benadering moedigt de homoseksueel aan tot een leven van seksuele onthouding en te leven in sterke verbonden met de Christelijke gemeenschap die de gemeente biedt. De tweede benadering erkent dat de Christelijke gemeenschap niet altijd dat netwerk kan zijn dat de homoseksueel nodigt heeft en dat, als tegemoetkoming naar de eenzaamheid, een intieme relatie van twee homoseksuelen als mogelijk wordt geacht zonder seksuele gemeenschap. De derde benadering erkent ook dat homoseksualiteit niet in overeenstemming is met Gods oorspronkelijke scheppingsdoel, maar weet dat seksuele onthouding soms te veel gevraagd is, en dat om wanhoop of promiscuïteit te voorkomen een seksuele relatie in liefde en trouw een aanvaardbare tegemoetkoming is naar deze mensen.