12 Markus: Het kruis en de navolging

Samenvatting: Na een korte uitleg van waar we in onze zoektocht zijn en waarom we nu gaan luisteren naar de evangeliën wordt in dit artikel een overzicht gegeven van het Markus evangelie. We laten zien hoe Markus het binnenbreken van God in het leven van toen beschrijft, en gaan vervolgens in op hoe Jezus de mensen ontvangt en hen opneemt in zijn kring. Daarna gaan we nader in op het middenstuk in Markus waar Jezus het heeft over zijn eigen lijden en de kenmerken van discipelschap, en op de afwijzing die Jezus ervaart in Jeruzalem en die ook zijn navolgers te wachten staat. We sluiten het artikel af met drie conclusies over de kerk, die we meenemen in onze zoektocht.

Met dit artikel beginnen we aan het laatste deel van ons Bijbels-theologisch feuilleton over menselijke seksualiteit, en in het bijzonder homoseksualiteit. We zijn in onze verkenning op een punt aangekomen waar het nu bovenal gaat om de vraag hoe we met elkaar gemeente van Jezus Christus willen zijn. We hebben geconcludeerd dat de interpretatie van de Bijbelpassages over homoseksualiteit en de toepassing voor onze situatie onvoldoende klaarheid biedt voor een breed gedragen handelwijze. Er is te veel verschil van mening tussen de kerken alsook binnen de kerkgenootschappen, en ook binnen de Kerk van de Nazarener. In het vorige artikel hebben we gekozen voor een model op grond van Romeinen 14-15 om gemeente te zijn dat dit verschil van mening kan overbruggen zonder uiteen te vallen, of vleugellam te worden door polarisatie.

Hiermee is alle aandacht nu op de gemeente gericht. Paulus heeft de gemeente als het lichaam van Jezus Christus (Romeinen 12:4-8; 1 Korintiërs 12:12-27) omschreven. Dit betekent dat de gemeente een organisme is, een gemeenschap van mensen die met elkaar Jezus Christus laten zien. In Efeziërs 4:14-16 wordt Christus als het hoofd van het lichaam gezien waardoor de gemeente samenhang krijgt en bijeengehouden wordt opdat ze zichzelf kan opbouwen in de liefde. Daarom hebben we besloten om op dit moment in onze serie, en voordat we tot de afronding komen, volle aandacht te geven aan Jezus Christus, en in dit en de komende drie artikelen stil te staan bij de afzonderlijke evangeliën.

We willen de vier evangeliën aandachtig lezen en kijken hoe de evangelisten ieder op hun eigen manier Jezus beschrijven. Hoe wordt hij geportretteerd? Hoe gaat hij met de mensen om en hoe formeert hij een gemeenschap rondom hem? En bovenal, wat heeft hij gezegd over discipelschap? We willen geen losse woorden en voorvallen uit het leven van Jezus uit hun verband halen, maar juist plaatsen in het bijzondere en unieke verhaal dat iedere evangelist vertelt.[1] Elk evangelie legt net weer even andere accenten en tezamen geven zij een gevarieerd beeld van Jezus. We kiezen dus voor een narratieve benadering vanuit de overtuiging dat de vier evangelisten hun theologie op verhalende wijze overbrengen op hun lezers.

Concreet betekent dit dat in de komende vier artikelen steeds één evangelie centraal staat. Dat we vanuit het gehele verhaal dat iedere evangelist vertelt, volledig rekening houdend met de unieke kenmerken en aandachtspunten van ieder evangelie, antwoord proberen te krijgen op de vragen die we hebben. We zullen in ieder artikel eerst een overzicht geven van hoe de evangelist zijn verhaal vertelt, en vervolgens een aantal conclusies trekken over discipelschap en gemeente zijn. We zullen dit doen in de volgorde die in de nieuwtestamentische wetenschap gebruikelijk is. We beginnen met Markus dat als het oudste evangelie beschouwd wordt, gaan dan verder met Matteüs en Lukas. Deze drie worden de synoptische evangeliën genoemd vanwege een enorme verwantschap in hoe zij hun verhaal vertellen. We eindigen met het evangelie van Johannes. Pas na alle vier de evangeliën op deze wijze behandeld te hebben zullen we onze conclusies verder toepassen op de vragen die we ons in dit feuilleton gesteld hebben. Onze hoop is ook dat ieder artikel u zal stimuleren om elk evangelie in zijn geheel te lezen, en uw eigen denken zelf te laten beïnvloeden door het getuigenis van de vier evangelisten over onze Heer Jezus Christus.

Het evangelie volgens Markus

Wie het Markus evangelie leest voelt zich in een wervelwind. Dit heeft niet alleen te maken met de stijl van schrijven, maar ook inhoudelijk hoe Markus Jezus presenteert. Opeens is Jezus bij de Jordaan, en als hij zich laat dopen door Johannes scheurt de hemel open en daalt de Geest op hem neer (1:9-10). En dan begint het te waaien. De Geest drijft hem vervolgens de woestijn in om hem te beproeven (1:12-13), en daarna keert Jezus terug naar Galilea met de oproep aan de mensen zich te bekeren omdat het koninkrijk van God nabij is (1:14-15). Net als Simon en Andreas voelen ook wij ons meegezogen door de oproep om Jezus na te volgen (1:16-17), en als zij, evenals wij lezers, met Jezus op weg gaan krijgen we een indruk van wat Jezus teweeg brengt. Mensen raken onder de indruk van zijn woorden (1:22), en zijn wonderen brengen de mensen op de been (1:32,39,45). Nu wordt het stormachtig; de gebeurtenissen volgen elkaar vliegensvlug op en Jezus wordt overal door de massa achtervolgd. Een rustig moment is er nauwelijks voor Jezus, en ook wij lezers voelen ons meegezogen.

God breekt het menselijk bestaan open

Het beeld van de wervelwind beschrijft goed wat er rondom Jezus gebeurt. Opeens is hij er. Hij geneest, de mensen zijn onder de indruk van zijn woorden en volgen hem overal waar hij naar toe gaat. Maar niet iedereen is even enthousiast. De schriftgeleerden en Farizeeën bekritiseren Jezus voor zijn radicaal handelen: Hoe durft hij zonden van mensen te vergeven? (2:7); Waarom eet hij met zondaars en tollenaars? (2:16); Waarom vasten zijn discipelen niet? (2:18) en waarom plukken zij aren op sabbat (2:24). Na een genezing op sabbat lezen we in 3:6 dat het verzet tegen Jezus zich gaat organiseren; de Farizeeën en Herodianen overleggen hoe ze Jezus uit de weg kunnen ruimen. De reden van hun handelen is duidelijk; Jezus ondermijnt in hun ogen de gevestigde religieuze orde gebaseerd op de wet van Mozes. Deze persoon kan dus niet van God zijn. Maar de mensen blijven Jezus overal volgen, ook uit andere gebieden (3:7-8).

De vraag die de mensen bezighoudt is wie deze Jezus uit Nazaret is. Er circuleren verschillende antwoorden (6:14-16), maar het is ook een vraag die de discipelen bezighoudt. Na het stillen van de storm vragen zij zich af wie hij toch wel is (4:41). Ze zijn verward. Jezus’ eigen familieleden daarentegen weten het heel zeker; hij is zijn verstand kwijt en willen hem mee naar huis nemen (3:20-21). Ook zijn dorpsgenoten hebben geen twijfel; hij is gewoon de timmerman, de zoon van Maria, en zij nemen aanstoot aan hem (6:3). Opvallend is dat alleen de onreine en boze geesten weten wie Jezus werkelijk is. Zij herkennen in hem de heilige, de zoon van God (1:24, 3:11, 5:7). Terwijl de schriftgeleerden uit Jeruzalem hem zien als iemand die zelf door demonen bezeten is (3:22).

Jezus heeft het over het aanbreken van Gods heerschappij en spreekt hierover voornamelijk in gelijkenissen. Door de gelijkenis van het zaad (4:3-9) als eerste te vertellen helpt Markus ons lezers te begrijpen waarom Jezus’ boodschap zo verschillend wordt ontvangen. Markus staat dan ook uitvoerig stil bij de uitleg van deze gelijkenis, die Jezus aan zijn discipelen geeft (4:13-20). Ter bemoediging laat Markus hier er ook nog twee gelijkenissen van Jezus op volgen die de onverklaarbare groei van het Koninkrijk van God benadrukken (4:26-32). Het zaad, hoe klein en onbeduidend, doet zijn werk wel. Gods heerschappij heeft in Jezus het leven van de mensen opengebroken en de mensen reageren hier heel verschillend op.

De gemeenschap rondom Jezus

Het in elkaar verweven verhaal (5:21-43) over de opwekking van het 12-jarige dochtertje van Jaïrus en de genezing van een vrouw die twaalf jaar aan bloedverlies leed vormt een prachtig schitterend pareltje in het verhaal dat Markus over Jezus vertelt. Het volgt op de uitdrijving van een heel legioen boze geesten in een kudde varkens, en daarmee is het thema van rein en onreinheid aangereikt. Zoals de door een onreine geest bezeten man buiten de gemeenschap in spelonken leefde (5:2-3), zo leefde deze bloedvloeiende vrouw eveneens in een isolement. Volgens Leviticus 15:19-24 was een menstruerende vrouw onrein, en alles wat zij aanraakte of wie haar aanraakte werd onrein.  En als een vrouw om wat voor een reden bloed verliest over een langere periode dan is en blijft ze onrein zoals tijdens de menstruatie (Lev. 15:25-29). In wat voor een eenzaamheid moet deze vrouw die 12 jaar dan wel niet geleefd hebben. Zij was een paria.

Deze vrouw raapt in haar wanhoop alle moed bijeen en gaat incognito naar Jezus, en beseft dat het aanraken van zijn kleren meer dan genoeg voor haar is om te genezen. Ze denkt in de massa veilig te zijn, maar Jezus “ontdekt” haar. En dan ontstaat er even een heel spannend moment. Volgens de wetten van Leviticus heeft zij Jezus nu onrein gemaakt. Geen wonder dat de vrouw bang wordt en staat te trillen op haar benen. Maar Jezus zegt dan tegen haar “Dochter” (5:34, een misser dat de NBV dit woord niet vertaalt in tegenstelling tot de HSV). Als we de woorden van Jezus uit 3:35 laten meeklinken, dan is duidelijk dat Jezus deze vrouw die op grond van de wet een verstotene was opneemt in zijn familie. En de genezing drukt eveneens uit dat de onreinheid van de vrouw Jezus niet onrein maakt, maar dat de reinheid van Jezus haar rein maakt.

Hetzelfde zien we gebeuren in de opwekking van het 12-jarige dochtertje van Jaïrus. In 5:41 staat dat Jezus haar hand pakt, waarmee Jezus zich volgens Numeri 19:11 voor zeven dagen onrein gemaakt zou hebben. Maar net als in het verhaal van de bloedvloeiende vrouw gaat de beweging van de reine naar de onreine en niet andersom. Jezus pakt haar hand en spreekt haar toe als meisje (5:41); een lieve koosnaam die een vader of familielid gebruikt voor een kind. Jezus ontfermt zich ook over deze dochter, en haalt haar weer bij de levenden. Zij kan weer verkeren in de kring van mensen rondom Jezus.

Zoals Jezus zich over deze twee dochters ontfermt en tegen de reinheidsgeboden ingaat, zo deed hij dat ook met Levi en de tollenaars en zondaars die hij in zijn huis had uitgenodigd (2:14-16). Hij neemt hen op in zijn kring van leerlingen. En als de farizeeën hun verbazing uiten hoe Jezus het in zijn hoofd haalt om met deze mensen te eten en allerlei reinheidsgeboden te overtreden, dan spreekt hij deze woorden: “Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel; Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars” (2:17). Degenen die door of zonder eigen toedoen er buiten geplaatst zijn, zelfs door gezaghebbende instituten zoals de wet van Mozes, neemt Jezus op in zijn gemeenschap. Hiervoor is hij gekomen.

Gods koninkrijk breekt in Jezus het leven van de mensen binnen en de religieuze gevestigde orde wordt door elkaar geschud. De vertegenwoordigers van die orde hebben hier grote moeite mee en hun verzet zal steeds grotere vormen aannemen. Maar de missie van Jezus gaat verder. Hij stuurt zijn discipelen erop uit om het goede nieuws bekend te maken, mensen tot inkeer te brengen en genezingen en uitdrijvingen te doen (6:12). En later trekt Jezus ook naar de heidense gebieden ten noorden van Galilea.

Op een bepaald moment beschrijft Markus hoe Jezus de mensen zag. Het is op een moment dat hij een afgelegen plekje zoekt voor hem en zijn discipelen om tot rust te komen (6:30-31), maar het lukt hen niet onopgemerkt met de boot ergens naar toe te gaan. Als zij daar aankomen staan de mensen al te wachten. Markus beschrijft dan dat Jezus vol medelijden is als hij de mensen ziet omdat ze lijken als schapen zonder herder (6:32-34). Dit medelijden uit zich dan daarin dat Jezus geen gehoor geeft aan zijn leerlingen om de mensen naar huis te sturen, maar opdracht geeft hen te voeden (6:35-44), waarop de spijziging van de 5000 volgt. Ook het tweede verhaal van de spijziging van de 4000 begint met medelijden van Jezus (8:2). Jezus zorgt voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van de mensen die hem volgen.

Markus besteedt vrij veel aandacht aan het gebrek aan inzicht van de discipelen. Na de gelijkenis van het zaad uit Jezus zijn teleurstelling over hun onbegrip (4:13), en hij spreekt hun gebrek aan geloof aan (4:40). Na een storm op het meer schrijft Markus dat zij helemaal van hun stuk waren en nog steeds niet tot inzicht waren gekomen over Jezus (6:52). En ook toen de discipelen na een discussie met de schriftgeleerden om meer uitleg vroegen verbaasde Jezus zich over hun gebrekkig inzicht (7:18). En als de discipelen zich zorgen maken over eten, nadat ze twee keer een wonderbare spijziging hadden meegemaakt, dan zegt Jezus vertwijfeld tegen hen: “Begrijpen jullie het dan nog niet?” (8:21). Zij trekken met Jezus op maar blijken het niet te begrijpen, terwijl Jezus een buitenstaander zoals de Syro-Fenicische vrouw prijst om haar inzicht (7:29) en de bloedvloeiende vrouw om haar geloof (5:34).

Discipelschap en het kruis

Markus heeft zijn evangelie over Jezus zorgvuldig opgebouwd. Na een wervelend begin met de ene handeling na de andere en slechts één gedeelte (4:1-34) waar Jezus lang aan het woord is vertraagt Markus zijn verhaal in het gedeelte van 8:27 tot 10:45. In dit deel is Jezus met zijn discipelen op reis naar Jeruzalem, en hij spreekt met hen over wat hem in Jeruzalem te wachten staat en wat van zijn discipelen gevraagd wordt. Het vormt de schakel tussen het succesvolle optreden van Jezus in Galilea en zijn confrontatie met de leiders in Jeruzalem. De menigte is er af en toe nog wel bij, maar lijkt toch meer een figuranten rol te spelen, en het aantal wonderen beperkt zich tot slechts vier. Het is duidelijk dat in dit gedeelte het onderwijs van Jezus aan zijn discipelen centraal staat vergelijkbaar met de Bergrede in Matteüs 5-7, en de lange tafelrede van Jezus in Johannes 13-16.

Als Jezus met zijn discipelen onderweg is gaat hij het gesprek met hen aan over zijn eigen identiteit (8:27-33). Hij begint met te vragen naar wat de mensen over hem zeggen en wat zij zelf vinden. Als Petrus het antwoord geeft waarvan wij lezers weten dat dit het juiste is, geeft Jezus verdere invulling aan zijn messiasschap. Jezus is een lijdende Messias, die verworpen en gedood zal worden, maar na drie dagen zal opstaan. Maar hier wil Petrus niet aan en hij wijst Jezus terecht. Jezus, echter, wijst daarop Petrus in zeer strenge woorden terecht als een handlanger van Satan.

Deze woordenwisseling tussen Jezus en Petrus is een strijd tussen twee interpretaties van hoe de Messias zal zijn. Anders dan het evangelie tot nu toe doet vermoeden zet Jezus het beeld van de Messias op zijn kop. De massabeweging die Markus tot nu toe had beschreven met alle wonderen erbij doet vermoeden dat Jezus op een gegeven moment een greep naar de macht zal doen en het verzet van de Farizeeën en schriftgeleerden zal breken. Maar wat Jezus zegt is dat de Messias juist door zijn tegenstanders gevangen en gedood zal worden. Hier verzet Petrus zich tegen. Hij geeft een menselijke interpretatie van de Messias.

Maar het is Jezus niet alleen de doen om de voorstelling te corrigeren die zijn discipelen van de Messias hebben, of om zijn eigen dood te voorspellen. Het kruis waaraan hij zal sterven zal ook het kenmerk zijn van allen die Jezus navolgen (8:34-37). Discipelschap betekent zelfverloochening, het kruis dragen en ook zelf het eigen leven verliezen omwille van Jezus en het evangelie. Het kruis is niet alleen het symbool van de weg die Jezus als Messias gaat, maar ook van de weg die zijn volgelingen zullen gaan.

Op nog twee andere momenten (9:30-32; 10:32-34) kondigt Jezus zijn aanstaande dood en opstanding aan. Maar uit het gedrag van de discipelen wordt overduidelijk dat zij niets van de woorden van Jezus begrijpen. Zij zijn onderling aan het bekvechten wie van hen de belangrijkste is (9:33-34), en later vragen Jakobus en Johannes of zij een ereplaats in het koninkrijk van Jezus kunnen krijgen, wat de andere discipelen op hun beurt weer tot woede brengt  (10:35-41). Jezus maakt van beide situaties gebruik om het beeld van Gods koninkrijk en van discipelschap nader in te vullen. Zij zijn geroepen om in navolging van Jezus elkaars dienaren te zijn en de zwakken in hun gemeenschap op te nemen. Tot twee maal toe illustreert Jezus dit door aandacht te vragen voor de kinderen (9:36-37; 10:13-16), die tot de zwakken en kwetsbaren in de samenleving hoorden.

In 10:42-45 werkt Jezus deze dienende houding verder uit als antithese tot het streven naar macht in de wereld. “Zo mag het bij jullie niet zijn” zegt Jezus heel nadrukkelijk, omdat ook de Mensenzoon gekomen is om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. In de kring van discipelen rondom Jezus gaat het er anders aan toe dan in de wereld; zij vormen een radicaal andere gemeenschap dan wat in de wereld gebruikelijk is. In zijn woorden over echtscheiding (10:2-12) schept Jezus ook een tegenstelling tussen het toelaten van echtscheiding in de wet van Mozes als tegemoetkoming aan de mensen, en het absolute mandaat van God sinds de schepping dat elke vorm van echtscheiding verbiedt en dat hij van zijn discipelen verwacht.

Hoe radicaal Jezus het discipelschap invult blijkt uit zijn woorden in 9:42-50. Ook al is niet geheel duidelijk welke mensen met “de geringen” in 9:42 zijn bedoeld, het is overduidelijk dat discipelschap discipline vraagt, en indien nodig grote offers omwille van andere mensen in de gemeenschap. Ook de woorden die Jezus sprak tot iemand die hem wilde navolgen maar vast zat aan zijn bezittingen (10:17-22) laten zien dat discipelschap iets kost. Van deze persoon vroeg Jezus om zijn bezit te verkopen en de opbrengst aan de armen te geven. Dit advies dreef de discipelen tot wanhoop en zij vragen vertwijfeld aan Jezus: “Wie kan er dan nog gered worden? ” (10:26). Maar Jezus stelt hen gerust dat God dingen kan bewerken die voor mensen onmogelijk zijn.

Jezus bemoedigt zijn discipelen op nog een andere manier. Zij die offers brengen en familie en bezittingen achterlaten om Jezus na te volgen en deel uit te maken van een alternatieve gemeenschap zullen dat wat zij opgeven weer terugkrijgen in dit leven en in de tijd die komt (10:28-31). De verbondenheid en onderlinge zorg in de gemeenschap van discipelen vervangt die van familie, en de zorg van de gemeenschap voor het materiële welzijn van haar leden doet de noodzaak verminderen om eigen zekerheden op te bouwen door eigen bezit. Toch hangt over deze bemoediging de schaduw van vervolging die pas door het eeuwige leven in de tijd die komt gecompenseerd zal worden. Deze woorden van Jezus roepen het beeld op van de gemeente in Jeruzalem, zoals Lukas in Handelingen beschrijft.

Verderop in het evangelie, als Jezus verschillende disputen heeft met de leiders in Jeruzalem komt een van de schriftgeleerden bij hem met de vraag naar het belangrijkste gebod (12:28-34). Met zijn antwoord om God en de naaste lief te hebben als het eerste en tweede gebod geeft Jezus de kern weer waar het in de gemeenschap van discipelen om moet draaien. “Er zijn geen geboden belangrijker dan deze” (12:31), zegt Jezus. De implicatie van deze woorden verwoordt de schriftgeleerde zelf door te concluderen dat deze twee liefde geboden veel meer zijn dan alle brandoffers en andere offers (12:33). Paulus zal het in Romeinen 13:10 iets anders verwoorden: “De wet vindt zijn vervulling in de liefde”.

De Messias wordt afgewezen

Eenmaal in Jeruzalem komt het tot een confrontatie met de leiders van het volk. Het begint met twee provocerende optredens van Jezus; de intocht in Jeruzalem en de reiniging van de tempel (11:7-11, 15-19), waarop de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten het plan opvatten om Jezus om te brengen (11:18). Omdat de mensen echter enthousiast over Jezus zijn moeten ze voorzichtig te werk gaan. Ze zoeken de confrontatie met Jezus op en proberen hem door lastige vragen uit de tent te lokken (11:28; 12:13; 12:18), maar Jezus blijkt de situatie meester en uiteindelijk durft niemand hem iets meer te vragen (12:34).

Het oordeel van Jezus over het leiderschap in Jeruzalem wordt duidelijk verwoord in de gelijkenis van de pachters van de wijngaard (12:1-12) en zijn aankondiging van de verwoesting van Jeruzalem (13:1-2). Wat er in Jeruzalem gebeurt hebben we al in het hele evangelie gezien: Buitenstaanders worden opgenomen en binnenstaanders plaatsen zich door hun afwijzing van Jezus erbuiten. Er gebeuren dingen tegen elke verwachting in. Zelfs die discipelen, van wie je zou verwachten dat zij het door zouden hebben, staan in de schaduw van het geloof van de buitenstaanders. Dit wordt tegen het einde van het verhaal duidelijk als de centurio na de dood van Jezus aan het kruis zegt: “Werkelijk, deze mens was Gods Zoon”(15:39). De eerste erkenning van Jezus als zoon van God komt van een heiden, een Romeinse soldaat. De woorden van Jezus dat vele eersten de laatsten zijn en vele laatsten de eersten (10:31) worden hier werkelijkheid, evenals op verschillende andere momenten in het verhaal.

De afwijzing van Jezus is geen toevalligheid. Dit verzet tegen Jezus staat ook zijn volgelingen te wachten, die Jezus na zijn opstanding in Galilea verzamelt (16:7). Ook zij zullen worden vervolgd (10:30), ook zij zullen voor het gerecht gesleept worden en in synagogen worden gegeseld, en ook zij zullen voor gouverneurs en koningen moeten verschijnen (13:9). Zij zullen door iedereen gehaat worden omwille van Jezus (13:13). Dit is de betekenis van het kruis opnemen, “want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie, zal het behouden” (8:35).

Wat nemen we mee voor ons als kerk?

Markus vertelt zijn verhaal om duidelijk te maken wie Jezus is. Hij kondigt zijn verhaal aan als goed nieuws over Jezus Christus, de zoon van God (1:1), en pas aan het einde als Jezus sterft aan het kruis horen we een mens, een buitenstaander dit bevestigen: “Werkelijk, deze mens was Gods zoon” (15:39). De drie aankondigingen van Jezus’ sterven en opstaan en de nadere uitleg die Jezus geeft vormen de kern van de informatie over Jezus als Gods zoon. Anders dan de verwachting is hij een lijdende Messias, die gekomen is om te dienen en zijn leven te geven. En zoals we gezien hebben is deze informatie over Jezus richting bepalend voor het leven van zijn discipelen. Zij worden gevraagd dit leven na te leven, hem na te volgen. Wat betekent dit voor de gemeente?

Ten eerste. De gemeente is een gemeenschap van mensen die door Jezus geraakt zijn. Luisterend naar het evangelie van Markus kunnen we de gemeente omschrijven als een gemeenschap van mensen die door Jezus geraakt zijn. Dit lijkt een open deur, maar kijkend naar de kerk van vandaag is dit toch niet zo vanzelfsprekend. Niemand van de mensen die tot Jezus komt wordt door hem afgewezen, terwijl we uit de reactie van de religieuze leiders kunnen opmaken dat Jezus dit in hun ogen wel had moeten doen naar bijvoorbeeld Levi en zijn medetollenaars en andere zondaars (2:14-17). Omstanders wilden Bartimeüs, de blinde bedelaar de mond snoeren, maar Jezus hoorde zijn stem (10:46-52). Ook de discipelen vonden dat de mensen Jezus niet met hun kinderen moesten lastig vallen, maar Jezus dacht daar anders over (10:13-16).

De enige groep mensen waar Jezus uiterst kritisch over is en met wie hij de strijd aangaat zijn de religieuze leiders. Maar zoals Markus het beschrijft zochten de meesten van hen Jezus op met het doel om hem in een val te lokken. Zij waren niet zo zeer positief geraakt, maar veel meer geïrriteerd over de woorden en het optreden van Jezus.

De mensen die Jezus om zich heen verzamelt zijn grotendeels degenen met een gebroken leven. De mensen die zich door hun ziekte buiten, of aan de rand van de samenleving geplaatst voelden. Jezus omschrijft zichzelf als iemand die voor deze mensen gekomen is. Niet voor de gezonden, maar voor de zieken. Niet voor de mensen die keurig leven en die hun leven goed op de rails hebben is Jezus gekomen, maar voor de zondaars; zij die iedere keer weer misstappen. En iedereen die zich vanuit deze situatie tot Jezus uitstrekt ervaart zijn erbarmen en bewogenheid (6:34).

Jezus omschrijft de groep die hem volgt als familie (3:34-35; 10:30), en de richtlijn voor hun gemeenschap is de liefde voor God en voor elkaar (12:29-33). En wat deze mensen hebben opgegeven of moeten missen omwille van hun navolging van Jezus wordt in deze gemeenschap gecompenseerd.

De kerk van Jezus Christus is een gemeenschap van mensen die op één of andere manier positief geraakt zijn door Jezus Christus. Het is een gemeenschap van mensen die met Jezus op weg zijn. Mensen die het niet altijd snappen net zoals de discipelen, maar wel met hem verder willen. Durven wij het aan om zo de kerk te omschrijven? Staat Christus nog wel centraal genoeg om zo’n eenvoudige definitie van de kerk te kunnen hanteren? Door Christus zo centraal te stellen, en alleen hem, kan de kerk een inclusieve gemeenschap zijn voor iedereen die Jezus wil navolgen. Het is de gemeente van Jezus Christus en niet van ons mensen. Het is Christus die mensen trekt en aan de gemeenschap toevoegt.

Ten tweede. De gemeente is een dienende gemeenschap. Jezus plaatst de woorden over het dienen in tegenstelling tot het uitoefenen van macht, of controle willen uitoefenen (9:35; 10:41-45). Deze woorden zijn ook direct verbonden met het leven van Jezus zelf. Hijzelf is gekomen om te dienen en zijn leven te geven, en hij is zich ervan bewust waar dit op uitdraait. Het dienen in een wereld waar het uitoefenen van macht centraal staat houdt een kruisweg in, en lijden is dan ook niet te voorkomen. Alleen degene die dit kruis niet uit de weg gaat kan een volgeling van Jezus zijn (8:34).

Met deze woorden over dienen in relatie tot het kruis geeft Jezus een beeld van de gemeenschap van zijn navolgers als een alternatieve gemeenschap in de wereld. Zijn woorden: “Zo mag het bij jullie niet zijn” (10:43) moeten ook ons aansporen om uiterst kritisch te zijn over macht in de kerk, en niet alleen voor wat betreft machtsmisbruik. De kerk behoort een gemeenschap te zijn van de onderste weg. “Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar” (9:35). “Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten” (10:31).

Het radicale van het evangelie van Markus is dat deze woorden letterlijk zo bedoeld zijn. Er vindt geen enkele vergeestelijking plaats, en ook geen verinnerlijking alsof het om een hartsgesteldheid of innerlijke motivatie gaat. Het gaat erom dat we het letterlijk zo doen zoals Jezus het gezegd heeft. Het gaat om dienende daden. Met deze directheid brengt Jezus zelfs zijn eigen discipelen in vertwijfeling. Na zijn woorden dat het heel moeilijk is om het koninkrijk van God binnen te gaan, zo moeilijk zelfs dat een kameel makkelijker door het oog van een naald gaat dan een rijke het koninkrijk binnentreedt, zeggen de discipelen in ontzetting tegen elkaar: “Wie kan er dan nog gered worden?” (10:26).  Zonder verdere uitleg geeft Jezus dan deze vertroostende woorden: “Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk” (10:27).

Een concrete invulling van het dienen is alleen maar terug te vinden in het eerste deel van het evangelie als Jezus rondtrekt in Galilea en de mensen die bij hem komen geneest van ziektes en boze geesten. De nadrukkelijke vermelding van de bewogenheid en het medelijden van Jezus met de mensen voorafgaand aan de twee verhalen van de wonderbare spijziging (6:34; 8:2) staat in schril contrast met het advies van de discipelen om hen weg te sturen (6:35-36). Dienen betekent mensen heel maken, hen onderwijzen en zorgen dat zij geen honger lijden.

Een dienende kerk laat dit zien in wat zij concreet doet. Dienen vraagt om offers. Wat er niet mee bedoeld wordt maakt Jezus heel duidelijk in zijn kritiek op de schriftgeleerden (12:38-40). Het is tegengesteld aan het zoeken naar aanzien en reputatie, en het uitbuiten van mensen. Het lezen van het Markus evangelie daagt ons uit om niet te blijven hangen in mooie woorden, maar die concreet te maken in daden. Het gevaar voor de kerk van vandaag is om te spreken over liefde, maar die liefde niet om te zetten in daden en te veel te blijven steken in motivatie en intentie. Liefde betekent dienen, en dienen is in nederigheid de ander helpen in concrete daden.

Ten derde. De gemeente is een lerende gemeenschap. Wat opvalt in het Markus evangelie is de hardleersheid van de discipelen. Als we uitgaan van de traditie[2] dat Markus zijn evangelie heeft geschreven aan de hand van wat Petrus (in zijn preken?) verteld heeft, dan is duidelijk dat hij niet aan heldenverering gedaan heeft, en dat Petrus er ook geen aanleiding toe gegeven heeft. Het beeld van de discipelen is dat van een groep leerlingen die Jezus maar niet begrijpt.

Dit gebrek aan inzicht is niet alleen een menselijke karaktertrek, maar heeft ook te maken met het radicaal andere karakter van Gods koninkrijk. Zoals God zich laat kennen in Jezus Christus gaat zo tegen de menselijke verwachting in, dat wij dat niet direct door hebben. Dat Jezus onderweg van Galilea naar Jeruzalem over de criteria van discipelschap spreekt staat ook symbool voor het op weg zijn met Jezus, en het gaandeweg groeien van ons inzicht.

Wij moeten nu niet menen dat wij anders zijn dan de discipelen en zo veel meer en beter inzicht hebben dan zij. Ook wij zijn lerende discipelen die met Jezus onderweg zijn, en de kerk is daarmee een lerende gemeenschap. Er zijn voldoende voorbeelden uit de geschiedenis dat de kerk er naast zat en later dit ook moest erkennen. Dit betekent dat wij als kerk met een bepaalde voorzichtigheid moeten spreken, zeker als de materie zeer complex is. Maar het betekent ook dat we het gesprek en de discussie niet uit de weg moeten gaan. Belangrijk is wel dat iedereen bereid is de eigen mening los te laten voor een betere op grond van een nieuw inzicht.

Deze bovenstaande drie punten nemen we mee vanuit onze lezing van het Markus evangelie. In het volgende artikel zullen we luisteren naar het evangelie van Matteüs, en onderzoeken wat wij vanuit dat evangelie over Jezus kunnen meenemen in onze zoektocht om waarlijk kerk van Jezus Christus te zijn.

Suggesties voor gesprek

  1. Lees met behulp van dit artikel het hele Markus evangelie achter elkaar als een doorlopend verhaal. Deel dan met anderen die hetzelfde gedaan hebben wat uw indrukken zijn. Wat viel op doordat u de hoofdstukken in een keer achter elkaar las?
  2. Bespreek met elkaar de drie conclusies aan het einde van het artikel en bespreek met elkaar in hoeverre uw gemeente deze drie punten reflecteert en waar er verbeteringen te realiseren zijn.

 

Reageren

U kunt een email sturen naar alle leden van de kerngroep (Hans Deventer, Ed van Hoof, Stephen Overduin, Erik Groeneveld, Wilma en Antonie Holleman) en bijdragen aan het gesprek. In latere publicaties zullen we ook reageren op de ontvangen reacties. Het emailadres is: hetgesprek@kvdn.nl

De vorige artikelen kunt u vinden op het ledengedeelte van de website van de landelijke kerk, http://www.kvdn.nl, en op de blog https://antonieholleman.com.

Dit artikel of delen hiervan mogen overgenomen worden met vermelding van: Uitgave van de Kerk van de Nazarener – Nederland.

 

[1] In deze methode volgen wij Richard Hays, The moral vision of the New Testament, a contemporary introduction to New testament ethics uit 1996. Vanuit een grondige exegetische verkenning van de verschillende boeken uit het New Testament bouwt hij zijn ethiek op die zich op deze drie sleutelwoorden concentreert: Gemeenschap, kruis en nieuwe schepping.

[2] Papias, die rond het jaar 100 geleefd heeft, zegt dat Markus zijn evangelie heeft geschreven aan de hand van wat Petrus als de gelegenheid zich voordeed onderwees, zoals hij dit zich herinnerde. Tegenwoordig hechten de nieuwtestamentici weer meer geloof aan deze woorden van Papias dan in de twintigste eeuw. Zie bijvoorbeeld R.T. France, The Gospel of Mark in The new international Greek New Testament (2002).

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s