Vorige week, toen de emoties over de Nashville Verklaring hoog opliepen werd ik in het lezen van Lukas geraakt door de woorden van Jezus in Lukas 6:27-38 over liefde voor je vijand. In het voorafgaande gedeelte (5:17-6:11) wordt Jezus door de Farizeeën en wetgeleerden bekritiseerd omdat hij iemand de zonden vergeeft (5:21), eet en drinkt met tollenaars en zondaars (5:30), zich niet houdt aan de regels omtrent bidden en vasten (5:33), noch die van de sabbat (6:2). Dit gedeelte eindigt met de observatie dat Jezus’ tegenstanders bijna buiten zinnen raakten en onderling begonnen te overleggen wat zij met Jezus zouden doen (6:11).
Het is duidelijk dat Jezus heel anders naar God, de wereld en mensen kijkt dan de leiders van het volk. Zij willen duidelijkheid verschaffen door zich te richten op regels over wat iemand wel en niet moet doen, en wanneer iets wel mag en wanneer niet. En laten we eerlijk toegeven dat iedereen die drang naar duidelijkheid heeft, zodat we de wereld en de mensen kunnen indelen in de goeden en de slechten al naar gelang onze definities. Maar Jezus trekt zich van deze scheidslijnen niets aan. Hij vaart op een heel ander kompas.
Na een korte tijd van gebed op de berg samen met zijn discipelen (6:12-16) komt hij weer onder de mensen en gaat hij hen uitleggen hoe hij naar de wereld en de mensen kijkt. En in zijn onderwijs blijkt hoe Jezus een heel ander beeld schetst; het is de wereld op z’n kop. De armen, degenen die honger hebben en huilen, en zij die spot ondergaan worden gelukkig geprezen (6:20-23), niet de mensen die het in de wereld gemaakt hebben en waardering ontvangen (6:24-26).
Hoe radicaal anders Jezus is wordt duidelijk in het volgende gedeelte waar hij spreekt over je vijanden lief hebben en over goed zijn voor de mensen die je haten (6:27). Wanneer iemand ons vijandig, gemeen of lelijk behandelt, dan trekken wij ons van die persoon terug. Er komt een scheidingslijn, en de vijand staat aan de andere kant van die lijn. Zo maken we onderscheid. Jezus vraagt van zijn discipelen om net zo te handelen naar de “vijanden” aan de andere kant van de lijn als hoe zij tegen hun groepsgenoten aan hun kant van de lijn zouden handelen (lief hebben, goed doen, geld lenen zoals uit de voorbeelden van 6:32-34 blijkt). Dus om net zo joviaal en vol vertrouwen te zijn naar de mensen die ons lelijk behandelen en wantrouwen. Jezus roept zijn discipelen op om tegen onze vijanden zo te doen alsof ze geen vijanden zijn. Doe dit, zonder iets terug te verwachten!
Hoe moeilijk dit is heeft vorige week laten zien. Velen trokken zich terug met hun “soortgenoten” aan de ene kant van de streep, en letten argwanend en heel kritisch op de “tegenpartij” aan de andere kant van de streep.
Tot slot geeft Jezus ook nog aan waarom we zo zouden moeten handelen. Omdat God goed is voor degenen die ondankbaar en kwaadwillig zijn (6:35). “Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is” (6:36), en Jezus voegt hier ook nog wat woorden aan toe over niet oordelen en de ander vergeven (6:37-38).
Wat voor een impact zou de kerk niet hebben in onze samenleving als haar leden zo zouden handelen in situaties waarin de spanning hoog oploopt? Hoe zou het zijn als de gemeente geen harde scheidingslijnen hanteert maar deze poreus maakt op grond van het gebod van Jezus om onze vijanden lief te hebben? Dan verdwijnen vijandsbeelden, dan wordt er niet zo veroordelend gesproken, dan wordt de polarisatie overbrugd en vindt verzoening en vergeving plaats. Voor dit wonder onder de Christenen en in de kerken bid ik. En ik bid dat God mij zal helpen om zo met mijn tegenstanders om te gaan alsof ze geen tegenspelers zijn en om goed voor hen te zijn.