Samenvatting: We beginnen dit artikel met het samenvatten van de verschillende conclusies van de studie van de evangeliën in de voorafgaande hoofdstukken. Dit doen we in drie uitspraken over de kerk, als een gemeenschap rondom Christus, een liefdevolle gemeenschap, en een gemeenschap die onderweg is. Deze drie uitspraken geven bovenal het kader aan waarin het gesprek in de gemeente over homoseksualiteit kan plaatsvinden en van waaruit gehandeld kan worden. Ten eerste is het belangrijk te beseffen dat het gesprek als een groot familieberaad is met slechts één partij en geen twee. Ten tweede moet in het gesprek de vraag centraal staan hoe wij onze homoseksuele broer of zus kunnen helpen. Het mag niet alleen maar over hen gaan. Ten derde zullen we moeten denken en handelen vanuit een ethiek van barmhartigheid, die rekening houdt met de tragiek van de keuzes die we soms moeten maken. Ten vierde moeten we ons realiseren dat er veel complexe uitdagingen op de agenda van de kerk geplaatst worden die veel tijd vergen om goed te doordenken. We mogen deze niet uit de weg gaan, en moeten ons de tijd gunnen om hier met elkaar uit te komen.
De gemeente van Jezus Christus
We hebben in de artikelen 12-15 uitvoerig stil gestaan bij de vier evangeliën, evenals bij het boek Handelingen en de brieven van Johannes. We wilden beter zicht krijgen op de gemeente als het lichaam van Jezus Christus. Hoe ging Jezus met de mensen om, en hoe formeerde hij de groep discipelen rondom hem? Elk artikel sloten we af met drie of vier conclusies, veertien in totaal. Wat voor beeld van de gemeente schetsen die conclusies? We hebben deze conclusies samengevat in drie uitspraken over de kerk.[1] De kerk is ten eerste een gemeenschap waar Jezus Christus als Gods zoon centraal staat. Het gaat om hem; het is zijn kerk en hij is Heer over de kerk. Ten tweede wordt de gemeente gekenmerkt door de liefde voor God en de medemens. En tenslotte is de kerk onderweg en verre van volmaakt of gearriveerd.
Een gemeenschap rondom Jezus
De gemeente is het lichaam van Christus, zoals Paulus in zijn brieven schreef. Een gemeenschap van mensen die door Jezus geraakt zijn en met hem verder door het leven willen. Ze voelen zich door Jezus aangetrokken en die persoon laat hen niet meer los. Dit zien we in de evangeliën gebeuren en ook in Handelingen als de apostelen spreken over Jezus. De boodschap gaat over Jezus en vanwege hem worden zij samengevoegd in één lichaam.
De belijdenis over Jezus is dan ook fundamenteel. De vier evangelisten schrijven ieder op hun eigen wijze over de identiteit van Jezus. De vraag wie Jezus is, is een belangrijke vraag in elk evangelie. Jezus is de beloofde Messias, aangekondigd in de geschriften, hij is de Zoon van God, het vlees geworden Woord, de Heer. Tevens is Jezus een breekpunt, waar wegen zich scheiden. Geloven in dezelfde God is niet voldoende, het gaat om wat wij van Jezus Christus vinden. De éénheid van de kerk ligt dan ook in de belijdenis van Jezus Christus, wie hij is en wat hij ons gebracht heeft. Een ander fundament dan Jezus Christus is er niet voor de kerk.
De uitnodiging van Jezus is aan alle mensen gericht, maar de uitnodiging is niet algemeen en neutraal geformuleerd. Jezus zegt dat hij gekomen is voor de zieken, om gevangenen bevrijding te brengen. Het zijn de mensen die gebukt gaan onder de gebrokenheid van het leven, de mensen die er buiten liggen en vermeden worden die de speciale aandacht van Jezus krijgen. Zij worden in zijn kring opgenomen. Dit goede nieuws is het hart van de verkondiging van de kerk. Het is een uitnodiging aan de zondaars, tollenaars, armen, kreupelen, verlamden en blinden in onze samenleving om aan te schuiven aan de tafel en mee te doen. De gemeente is een gastvrije gemeenschap.
In de kring rondom Jezus worden de gangbare normen en waarden op hun kop gezet. Zij die in het leven afgewezen worden kunnen op aanvaarding van Jezus rekenen. Over kinderen die de discipelen willen tegenhouden zegt Jezus dat zij niet gehinderd moeten worden om tot hem te komen. Vrouwen die beschuldigd worden neemt hij in bescherming, zieken die genegeerd worden krijgen de aandacht van Jezus. Jezus biedt veiligheid en geborgenheid aan mensen die al heel wat klappen hebben opgelopen.
In de kring rondom Jezus heerst gelijkwaardigheid. Iedereen die zich tot Jezus aangetrokken voelt is gelijk, en Jezus roept zijn discipelen op om elkaar tot steun te zijn en elkaar te dienen. De worsteling van de kerk in Handelingen om de gelovigen uit de heidenen als volwaardige leden in de gemeenschap op te nemen laat zien hoe cultuur en maatschappelijke conventies de boodschap van het evangelie in de weg kunnen staan. En ook het verzet van de religieuze leiders tegen Jezus wijst ons op het belang van voortdurende kritische reflectie op onze theologische opvattingen in het licht van Gods openbaring in Jezus Christus.
Een liefdevolle gemeenschap
De gemeenschap van mensen rondom Jezus wordt gekenmerkt door liefde. Ten eerste is er de liefde voor elkaar die zich richt op het dienen van de ander zoals Jezus dit zichtbaar heeft gemaakt in de voetwassing. Dit is een liefde die in nederigheid zichzelf geeft ten behoeve van de ander. Het symbool van deze liefde is het kruis, waaraan Jezus stierf uit liefde voor God en voor ons. Maar de liefde van de gemeenschap richt zich ook tot de mensen buiten de gemeenschap. Net als de barmhartige Samaritaan wordt van de gemeenschap gevraagd om de naaste te worden van de mensen in nood die wij op onze weg tegen komen. En zelfs mogen wij onze vijanden en tegenstanders onze liefde niet onthouden. De motivatie voor deze verrijkende liefde is simpelweg omdat God zo is. De liefdevolle gemeenschap reflecteert het karakter van God.
Wij kunnen pas zo lief hebben als wij eerst zelf de liefde van God in Christus hebben ervaren. Het aangetrokken zijn door Jezus en het overweldigd zijn door zijn liefde gaat aan onze daden vooraf. Wij hebben een wissel te trekken door deze liefde toe te laten in ons leven en ons leven op een andere wijze in te vullen. Daarom is er de oproep tot bekering. Maar wij zullen evenzeer met Christus verbonden moeten blijven om vrucht te kunnen dragen, zoals Jezus sprak over de wijnstok en de ranken. Deze verbondenheid wordt bewerkt door de heilige Geest, maar is meer dan een ervaring. Het betreft evenzeer het luisteren naar het Woord als het zoeken van God in onze gebeden en het samenkomen als gemeente voor de lofzang en het onderlinge gesprek.
De liefde komt voort uit een hart dat door de ontmoeting met Jezus Christus geraakt is en door het werk van de heilige Geest veranderd is. Ons handelen wordt door de liefde voor God en de naaste bepaald; in alle regels en richtlijnen dient het hierom te gaan en om niets anders. Gehoorzaamheid aan God is geen gehoorzaamheid aan regels, maar gehoorzaam zijn aan dit liefdegebod. Dit is de kern van de heiligingsboodschap waartoe wij ons als Kerk van de Nazarener geroepen weten. De ander liefhebben gebeurt niet als wij ons aan regels houden, maar komt voort uit een hart dat door de aanraking van de heilige Geest veranderd is.
Door de liefde als kenmerk van de gemeente moet de gemeente zich bewust zijn van haar eigen karakter dat haaks kan staan op dat wat er buiten de kerk gebeurt. Het kruis is symbool van een dienende en nederige houding die de ander uitnemender acht dan zichzelf en niet vervalt in een oordelende houding. De gemeente zal zich kenmerken door haar gastvrijheid naar alle mensen. Machtsmisbruik behoort uitgesloten te zijn in de gemeente van Jezus Christus.
Een gemeenschap onderweg
Zoals overduidelijk uit het Markus evangelie blijkt zijn de discipelen behoorlijk hardleers. En ook in Handelingen heeft de gemeente in Jeruzalem tijd nodig om te begrijpen wat God door hen wil bereiken. Wij moeten niet menen dat wij alles wel begrijpen. Net zoals in Handelingen zijn er in ons denken door de geschiedenis en cultuur gevormde voorstellingen die als blinde vlekken ons zicht op de volle breedte van het evangelie inperken. Ook geeft Handelingen ons geen schets van de ideale en perfecte gemeente. Als kerk zijn we onderweg en blijven een lerende gemeenschap. Dit moet ons manen tot voorzichtigheid en nederigheid.
Wij zijn mensen die door de heilige Geest op pad zijn gestuurd en steeds met nieuwe uitdagingen geconfronteerd worden, waarop we niet altijd direct een antwoord hebben. De geschiedenis van de kerk laat zien dat complexe vraagstukken zich steeds weer aandienen, waarop niet direct een antwoord klaarligt. Het zoeken naar antwoorden vergt tijd en vaak veel discussie. Het beeld dat Handelingen ons schetst is dat van een gemeenschap die God steeds weer zoekt in de gebeden en vervuld en geleid wordt door de heilige Geest. Dit houdt dan tevens de bereidheid in om van mening te veranderen als die blijkt niet in overeenstemming te zijn met dat wat de Geest aan het bewerken is of de gemeenschap vanuit het Woord laat zien. Als we zeggen ons te laten leiden door de Geest moeten we ook bereid zijn om onze mening in te wisselen voor een betere. In het Johannes evangelie is het de Trooster die de gemeente nieuwe inzichten geeft en helpt met het begrijpen van de woorden van Jezus. Het zoeken en tasten zal steeds moeten gebeuren vanuit een sterke verbondenheid met Christus.
In de gemeente gaat het ook niet altijd goed. Zonde in de gemeenschap gaat terug tot Handelingen en de kleine kring van de twaalf discipelen rondom Jezus. We moeten dan ook niet denken dat we de zonde uit de gemeente kunnen bannen, helemaal niet als we een gastvrije gemeenschap zijn die open is voor iedereen. In het gebed dat Jezus zijn discipelen leert gaat het dan ook om het vergeven van onze schuld zoals wij de anderen vergeven hebben. In Matteüs geeft Jezus duidelijke richtlijnen hoe de gemeente met de zonde in haar eigen gelederen moet omgaan. Hierin staat het gesprek vanuit wederzijds respect centraal zonder in de valkuil te vallen van het bekritiseren van de splinter in het oog van de ander en de balk in het eigen oog niet te zien. In sommige gevallen wordt de gemeente opgeroepen geduld te hebben en niet te handelen, maar het aan God over te laten. Een vergevingsgezinde houding moet de boventoon voeren.
In de eerste brief van Johannes wordt de nadruk gelegd op het belijden van zonden om te voorkomen dat we onszelf gaan misleiden. Het ontkennen en onbenoemd laten van zonden wordt als een groter probleem gezien dan het erkennen en belijden van zonden. Hierin maant Johannes de gemeente tot eerlijkheid en het voorkomen van huichelarij.
Het kader voor het gesprek
Wat heeft deze studie van de evangeliën ons nu opgeleverd voor onze zoektocht hoe om te gaan met mensen in de gemeente met een andere of fluïde seksuele geaardheid, en de keuzes die zij maken? We moeten uitermate voorzichtig zijn en mogen niet zo maar de woorden en handelingen van Jezus toepassen op onze specifieke situatie omdat het nergens in de evangeliën gaat over homoseksualiteit. We moeten oppassen om de wijze waarop Jezus omging met bijvoorbeeld zondaars en tollenaars te veralgemeniseren, omdat hij zich tegenover de Farizeeën en schriftgeleerden heel anders opstelt. Tegen deze laatste groep spreekt Jezus krachtige woorden die we hem nooit horen zeggen tegen de eerste groep.
En toch is onze studie van de evangeliën zeer behulpzaam, zoals hopelijk uit het vervolg zal blijken. De drie uitspraken over de gemeente, als een gemeenschap waar Christus centraal staat, die zich kenmerkt door de liefde, en die geleid door de heilige Geest op weg is mogen misschien over komen als open deuren. Maar met de nadere invulling van de vier evangeliën geven zij een kader aan waarbinnen het gesprek over homoseksualiteit gevoerd moet worden. Zij mogen dan niet zoveel aandragen voor de inhoud van dit gesprek, maar geven wel de toon van het gesprek aan, en de gesteldheid van hart waarmee wij het gesprek moeten voeren. En omdat de discussie op inhoudelijke punten niet veel verder lijkt te komen en een fundamentele verdeeldheid door de discussie niet minder lijkt te worden, moeten wij, gevoed door onze studie van de evangeliën, met andere ogen naar dat gesprek kijken.[2]
Wij horen bij elkaar
De eerste uitspraak over de kerk als een gemeenschap rondom Jezus Christus betekent dat het gesprek in de gemeente over seksuele geaardheid gevoerd wordt met onze homoseksuele broers en zussen die net zoals wij aangetrokken zijn door Jezus Christus en deel willen uitmaken van de kring van discipelen. Het gesprek gaat niet over de LHBTI community buiten de kerk en wat wij daarvan vinden, maar het gaat over onze homoseksuele medegelovigen die net als wij in de kerk zijn opgegroeid of de weg naar Christus en de gemeente op een later tijdstip in hun leven hebben gevonden.
Jezus trok een zeer diverse groep mensen aan, inclusief zondaars en tollenaars die door de Joodse leiders werden veroordeeld, alsook vrouwen, kinderen en anderen die de discipelen tegenhielden om dichter bij Jezus te komen. De gemeente is van Christus en het is de heilige Geest die mensen tot Christus trekt. Hierover hebben wij geen enkele controle, en moeten net als Petrus bij Cornelius accepteren wat de Geest bewerkt. Anders lopen wij met ons theologische denken God voor de voeten. Daarom behoort het vertrekpunt voor het gesprek de overtuiging te zijn dat onze homoseksuele medekerkgangers ons door de Geest zijn gegeven.
Veel te vaak wordt in de discussie een tweedeling gemaakt alsof er twee groepen zijn, en dan lopen we het gevaar tegenover elkaar te komen staan, terwijl we met elkaar in de kring rondom Christus staan. De taal die wij gebruiken en de woorden en etiketten die we elkaar opplakken zijn heel bepalend. Dit gaat niet over “wij” en “zij”, maar over “ons”, wij met elkaar, hoe verschillend we ook mogen zijn. Samen belijden we onze zonden en knielen met lege handen voor het kruis, en belijden de woorden uit Romeinen 3:22-23 dat iedereen gezondigd heeft en Gods nabijheid ontbeert, maar dat er voor iedereen die in Jezus Christus gelooft vrijspraak is. Hierin zijn we één, één lichaam en daarmee is het gesprek over homoseksualiteit en de kerk één groot familieberaad.
Daarom zal er voor een vruchtbaar gesprek eerst een muur afgebroken moeten worden, een muur in ons denken, opgebouwd door de woorden die we hanteren en de beelden die wij construeren waardoor er scheiding ontstaan en er twee groepen tegenover elkaar komen te staan. Te vaak hebben homoseksuele gelovigen zich van de kerk verwijderd gevoeld, soms letterlijk uit de kerk gezet gevoeld, en daardoor hun homoseksuele identiteit te sterk benadrukt ten koste van hun identiteit in Christus die hen juist verbindt met andere gelovigen. En vanuit de kant van de kerk werd soms de indruk gewekt alsof men zich afvroeg of je als homo wel Christen kan zijn. Gelukkig is het klimaat binnen de kerk aan het verbeteren, maar er zijn nog wel de nodige stappen te maken. De evangeliën bieden ons hiervoor het juiste kader aan.
Het afbreken van de muur kan alleen maar gebeuren als Christus als het centrum en Heer van de kerk centraler komt te staan. In plaats van alleen maar te praten over wat ons anders maakt zullen we meer moeten spreken over wat ons samenbindt, over Jezus Christus, die Heer is over de kerk en over ons leven. Dit kan gebeuren door samen te bidden en elkaars gebeden te horen en mee te bidden tot dezelfde Heer. Met elkaar onze lofliederen zingen tot dezelfde Vader, en samen in alle nederigheid die ene Bijbel als Gods openbaring lezen en erover spreken.
Waar moet het over gaan?
Als we met andere ogen naar elkaar kunnen kijken en elkaar als medegelovigen zien die, door Christus aangetrokken, elkaar in de kerkelijke gemeenschap ontmoeten, en daarin erkennen dat we gelijk zijn aan elkaar, dan kunnen we het gesprek met elkaar aangaan over homoseksualiteit, zoals we dat over heel veel thema’s kunnen doen. Maar wat is het doel van dat gesprek? Wat willen we bereiken?
Ad de Bruijne maakt voor het gesprek over homoseksualiteit een behulpzaam onderscheid tussen een “ethiek van de derde persoon” en een “ethiek in de eerste persoon”.[3] In de eerste vorm gaat het om het zoeken naar een mening. Wat vindt de kerk van homoseksualiteit? Wat is het standpunt over het homo huwelijk? Mag een samenwonend homo stel deelnemen aan het avondmaal of meegaan in de leiding op het zomerkamp? Het gaat dan om een zoekbeweging en meningsvorming over anderen of over een bepaald onderwerp, en er worden grenzen aangegeven. Het gesprek in de kerk neigt dan vaak over te gaan in het vellen van oordelen, en het aangeven van wat de mensen die het betreft wel en niet mogen doen. En ook al is dat niet de intentie, toch wordt het zo ervaren door de mensen die aan de andere kant van de grens terecht komen.
Een “ethiek in de eerste persoon” heeft tot doel om de homoseksuele gelovige te ondersteunen en te helpen in hoe de persoon met zijn of haar homoseksuele geaardheid kan omgaan. Dan komen veelal andere soorten vragen aan de orde. Hoe kan ik mijn geaardheid accepteren? Moet ik het vertellen en aan wie? Hoe wordt er op gereageerd? Hoe moet ik met mijn seksuele gevoelens omgaan? Is de kerk wel veilig voor me? Wat vind God ervan als ik merk dat ik op iemand van hetzelfde geslacht verliefd wordt? Het zal direct duidelijk zijn dat in de kerkelijke discussie over homoseksualiteit deze vragen onvoldoende aan bod komen, terwijl dit de vragen zijn die homoseksuele Christenen zich bovenal stellen. Zij worden door de discussie helemaal niet geholpen en voelen zich veelal behoorlijk in de kou staan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat velen van hen de kerk via de achterdeur verlaten. Voor hen is de kerk geen veilige en liefdevolle plek waar zij steun ontvangen.
Het bovenstaande wil niet zeggen dat we het ethische gesprek van de derde persoon moeten stoppen, maar we zullen de buitenproportionele status van dit gesprek moeten terugbrengen en het dienend laten zijn aan het ethische gesprek in de eerste persoon. Om onze homoseksuele broer of zus te helpen en te ondersteunen zal de kerk moeten weten waar zij zelf staat. Zij zal zelf een bepaalde kijk op dit thema moeten hebben om tot hulp te kunnen zijn, ook al hoeft men niet op elke vraag een duidelijk antwoord te hebben. De kerk en haar leiders en pastorale werkers zullen goed geïnformeerd moeten zijn over de vragen rondom dit onderwerp om tot hulp te kunnen zijn. Zij zullen zich niet alleen op Bijbels-theologisch gebied moeten verdiepen, maar ook kennis moeten opdoen over seksuele identiteit, en de worstelingen die homoseksuelen hebben met hun geaardheid. Daarom is een “ethiek van de derde persoon” belangrijk. Echter, te vaak was het doel van dat gesprek om de grenzen te bepalen. Wat mag wel en wat mag niet? En veel te eenzijdig ging het dan over samenwonen of celibatair leven en het wel of niet hebben van een seksuele relatie. De andere, en vaak belangrijkere vragen kwamen veelal niet aan de orde.
Het gesprek over een “ethiek van de derde persoon” is meestal een gesprek van heteroseksuelen waar homoseksuelen vaak niet echt mee geholpen zijn. Vaak is het meer formele gesprek met homoseksuelen uit de weg gegaan om een eigen verlegenheid met dit onderwerp te verbloemen. Het resultaat is bijna altijd dat de homoseksuele mensen in de kerk zich alleen voelen staan, terwijl zij juist verlangen naar de verbondenheid met die gemeenschap. De kerk voelt dan niet veilig meer, en jongeren die worstelen met hun geaardheid durven hier niet met anderen in de gemeente over te spreken. Velen verlaten de gemeente.
Ook al zal iedereen deze situatie betreuren en zeggen dat dit nooit de bedoeling is geweest, toch zullen we dit moeten erkennen en onder ogen zien en belijden dat dit niet juist is. Op deze wijze is de kerk geen liefdevolle gemeenschap waar Jezus het over had. Willen we zo’n liefdevolle gemeenschap zijn waar de homoseksuele broers en zussen zich thuis kunnen voelen dan zal er in de kerk het juiste klimaat moeten zijn, zodat de ethische gesprekken in de eerste persoon kunnen floreren.
Ethiek van barmhartigheid
In zijn boek, Zorgen voor een eigenwijze kudde, een pastorale ethiek voor een missionaire kerk, pleit Patrick Nullens voor een ethiek van barmhartigheid. Zoals Jezus in gelijkenissen over de Barmhartige Samaritaan en de verloren zoon een beeld van God schetst als een God die bewogen is om de verloren en gebroken mens, zo hoort die barmhartigheid ook ons denken en moreel handelen te bepalen. Zoals God barmhartig is naar de mensen, zo behoren ook wij barmhartigheid te tonen aan onze medemensen. Maar er is nog een tweede reden waarom Nullens pleit voor een ethiek van barmhartigheid. Voor mensen die gebukt gaan onder de gebrokenheid van het leven geeft een dergelijke ethiek gelegenheid om mee te leven met anderen, te luisteren en zorg te dragen, zonder dat de ander wordt opgezweept tot allerlei daden die voor de persoon onmogelijk zijn, of dat de morele standaard verlaagd wordt.[4]
Om het belang van een ethiek van barmhartigheid te laten zien bespreekt Nullens vier modellen van ethisch handelen en keuzes maken, die we kort willen weergeven.[5]
- Moreel idealisme. Dit is het klassieke model vanuit onze heiligingstraditie. God heeft ons zijn Geest gegeven en ons kracht gegeven om ons te houden aan zijn geboden. Als wij in geloof bidden tot God dan zal hij ons in staat stellen om de zonde in ons leven te overwinnen. Hoe waar dit ook klinkt, de werkelijkheid blijkt vaak weerbarstiger, en het steeds maar falen kan leiden tot wanhoop. En in andere situaties is het helemaal niet zo duidelijk wat de juiste handelwijze is.
- Situatie-ethiek. Dit model baseert zich op het liefdegebod van Jezus en stelt dat in elke situatie gezocht moet worden naar de meest liefdevolle handelwijze. Het draait steeds weer om de liefde. De kracht van dit model is dat alles herleid wordt tot één principe; liefde. Maar dit maakt het tevens heel kwetsbaar, want dan kan liefde van alles betekenen en de dekmantel worden voor de minst moeilijke of de gewenste weg. En dit hoeft niet altijd de juiste en de beste weg te zijn.
- Compromismodel. In dit model wordt een afweging gemaakt tussen soms tegenstrijdige belangen en richtlijnen die met elkaar in conflict zijn. De kracht van dit model is dat het heel realistisch het geheel overziet en een weloverwogen keuze maakt. De zwakte zit in het compromis. Was dit wel nodig? Was het wel een evenwichtig compromis en speelden bepaalde belangen toch mee?
- Tragiekmodel. Dit model deelt het realisme van het voorgaande model, maar komt na ernstige afweging tot een keuze die als de minst kwade of het minst schadelijke wordt gezien, maar nog steeds niet als goed bestempeld kan worden. Het is de tragiek van een keuze moeten maken en weten dat het een keuze is waar nog steeds vergeving van God voor gevraagd moet worden. Het is een verlegenheidsoplossing in een uiterst complexe situatie.
Nullens zegt dat de gemeente aan alle vier de modellen ruimte moet geven. Het ene model kan niet in elke situatie gehanteerd worden, en het vraagt om wijsheid en inzicht om te weten wanneer welk model het beste is. In de worsteling met een verslaving werkt het model van moreel idealisme, maar zeker niet altijd. In het genezen van mensen op de sabbat liet Jezus zich leiden door de liefde voor de mens in nood. Het bekende leugentje om bestwil past in het compromismodel, en de grote vraagstukken over oorlog en vrede vallen in het tragiekmodel.
Een ethiek van barmhartigheid vindt volgens Nullens zijn meerwaarde in de complexe ethische dilemma’s waar voor het tragiekmodel gekozen kan worden. In zijn boek werkt hij dit nader uit rondom het thema huwelijk en echtscheiding en in een korte uiteenzetting over homoseksualiteit laat hij zien hoe de Duitse theoloog Helmut Thielicke het tragiekmodel heeft uitgewerkt.[6] Helaas werkt Nullens dit niet verder uit. Wij zullen hier in het volgende artikel op terug komen en dit wel verder uitwerken.
Wat is voor ons de winst van een ethiek van barmhartigheid voor hoe wij als gemeente omgaan met homoseksuelen? Een ethiek van barmhartigheid reflecteert Gods karakter van liefde en past bij een kerk die uit naam van Jezus op de mensen toetreedt en hen opneemt in de gemeenschap, zonder dat de normen en waarden van de gemeenschap worden aangepast. Het is een ethiek die past bij Jezus die als vriend van zondaars en tollenaars bekend stond, mensen wiens praktijken hij niet goed keurde, maar die hij uit erbarmen niet van zich afstootte. Zoals duidelijk in het evangelie van Matteüs naar voren komt wordt in een ethiek van barmhartigheid de wet niet ontbonden, maar barmhartigheid is wel de sleutel om met de eisen van de wet om te gaan. De barmhartigheid kan het geduld opbrengen om het onkruid tussen het koren te laten staan (Mat. 13:30), en is genadig genoeg om de splinter in de ogen van de ander niet ter sprake te brengen (Mat. 7:3). Vanuit barmhartigheid zei Jezus tegen de vrouw die op overspel betrapt was zowel: “zondig vanaf nu niet meer”, alsook “Ik veroordeel u ook niet” (Joh. 8:11).
Een ethiek van barmhartigheid helpt ons om een puriteins idealisme met voldoende realiteitszin te omgeven. Dit idealisme zit in het DNA van veel evangelische kerken die juist ontstaan zijn vanuit een verlangen naar een kerk die zuiverder is in leer en handelen dan de kerk waaruit zij voortgekomen zijn. Ook zit dit in het DNA van de heiligingskerken zoals de Kerk van de Nazarener met hun optimistische boodschap dat God door het werk van de heilige Geest de gelovigen reinigt van zonde. Kijkend naar de geschiedenis van de Kerk van de Nazarener moeten we helaas constateren dat dit idealisme vaak resulteerde in een sterk gevoel van zelfrechtvaardiging en veroordeling van de ander, terwijl over een langere periode beschouwd de kerk toch vaak niet zo veel beter bleek te zijn dan men hoopte.[7] Een ethiek van barmhartigheid erkent dat de werkelijkheid weerbarstiger is dan we op grond van ons geloof denken. En ze helpt ons die realiteit te accepteren zonder onze idealen los te laten of de kerk steeds maar te willen zuiveren totdat uiteindelijk niemand meer goed genoeg is.
Een ethiek van barmhartigheid begint met aandachtig luisteren. Begin februari 2019 hadden wij een gesprek georganiseerd met homoseksuelen en transgenders uit onze gemeentes en ouders. In antwoord op onze vraag wat zij van de kerk nodig hebben deelden zij kleine beetjes uit hun verhaal. Ouders deelden over de pijn dat de kerk voor hun kind niet meer veilig was. Verdriet was merkbaar in veel verhalen, maar ook was een weerbaarheid in het geloof bespeurbaar. Barmhartigheid betekent dat we ruimte scheppen in ons hart en denken voor het verhaal van onze naaste om in Christus deze persoon te geven wat hij of zij nodig heeft.
De uitdagingen die op de kerk af komen
De derde uitspraak die we deden over de kerk was dat het een gemeenschap onderweg is, geleid door de heilige Geest. Het onderweg zijn betekent ook geconfronteerd worden met nieuwe situaties, niet goed weten hoe te handelen en wat de juiste weg is. Soms kan het ook betekenen dat we er achter komen dat we ergens een verkeerde weg zijn ingeslagen. De geschiedenis van de kerk laat dit allemaal zien. Eén van de thema’s die de kerk in het westen over de laatste decennia bezighoudt is homoseksualiteit. Door de ontwikkelingen in de samenleving en binnen de kerken is het op de agenda van de kerk terecht gekomen, en het zal er pas vanaf gaan nadat de kerk er intensief over gesproken heeft en er een werkbare consensus is gevonden. Dit is vanaf het allereerste begin in Handelingen steeds het patroon geweest, en elke tijd en cultuur kende zijn eigen thema’s.
Een ander thema waar de kerk in het westen mee geconfronteerd wordt is de groeiende mondigheid en zelfstandigheid van de mensen in de kerk. Gemeentes zijn aan het veranderen. Dat wat de dominee of de kerk zegt wordt niet zo maar aangenomen en wordt gelegd naast datgene wat zij elders gelezen of gehoord hebben. De diversiteit aan meningen en voorkeuren wordt steeds groter in de gemeentes, en schuren regelmatig met de traditie en het belijden van het kerkgenootschap. In het eerder genoemde boek heeft Patrick Nullens deze nieuwe situatie omschreven in de prikkelende titel van dat boek, Zorgen voor een eigenwijze kudde, zonder dat eigenwijs een negatieve invulling krijgt. Hij zegt: “Mensen zijn inderdaad ‘eigen’ en ‘wijs’ – zelfstandig en goed geïnformeerd”, en nu er ook inhoudelijke en ideologische veranderingen plaatsvinden lijkt de kudde naar alle kanten uit te waaien.[8]
Nullens probeert in zijn boek het model van het narratieve pastoraat toe te passen in het zorgen voor deze eigenwijze kudde.[9] In het pastorale gesprek zijn drie partijen aanwezig: de pastor, Gods Geest en de pastorant, ieder met zijn eigen verhaal. Het verhaal van de laatste laat niet alleen een steeds grotere verscheidenheid zien, maar ook een groeiende zelfstandigheid. Waar vroeger de mens zich nog wel door de kerk liet gezeggen bepaalt hij of zij dat tegenwoordig zelf wel, al dan niet geïnformeerd door eigen aangeboorde bronnen. En door een grotere pluriformiteit in de samenleving is het levensverhaal van de mensen veel kleurrijker dan voorheen.
De invloed van de kerk en de pastor is enorm afgenomen, of anders gezegd, zij hebben veel meer concurrentie gekregen. Iemand kan bijvoorbeeld naar een podcast van een spreker uit een andere kerkelijke traditie luisteren en een bepaald inzicht ontvangen wat niet helemaal strookt met hoe dat in de eigen kerk gezien wordt. Als deze persoon zich er vervolgens voor inzet dit ook in de eigen kerk te introduceren dan snappen we hoe ingewikkeld het kan worden. Voorbeelden hiervan kunnen gaan over de liederen en liturgische elementen in de dienst, tot bepaalde theologische visies over verschillende thema’s. Het gevolg is dat de verscheidenheid aan meningen, voorkeuren en levensstijlen in de eigen gemeenschap steeds groter wordt.
Uitgedaagd door deze veranderingen zal de kerk een grotere priesterlijke rol moeten vervullen. Vanuit een houding van barmhartigheid heeft zij te luisteren naar het verhaal van de mensen, en hen te wijzen op de aanwezigheid van God en het werk van de heilige Geest. Het doel van deze priesterlijke taak is om de mensen in de gemeente te helpen om hun identiteit in Christus te vinden. De kerk zal duidelijk vanuit haar eigen belijdenis en traditie moeten spreken, maar kan er niet vanuit gaan dat de eigen mensen dat allemaal ook overnemen. Zij zullen hun eigen keuzes maken en die kunnen soms net even anders liggen dan wat de kerk aanreikt.
De hierboven geschetste verandering speelt een belangrijke rol in het gesprek over homoseksualiteit. Het debat over hoe de Bijbelse passages over homoseksualiteit toegepast moet worden op onze tijd (de T-splitsing zoals verwoord in artikel 7), alsook de vele open vragen rondom gender en homoseksuele oriëntatie leveren al voldoende diversiteit aan meningen op, waar de mensen van de kerkelijke kudde op eigen wijze een eigen positie innemen en een eigen weg mee gaan. Een herderlijk schrijven van welke gezagsinstantie in de kerk dan ook zal hier geen verandering in kunnen brengen. Dit is het klimaat van de tijd waarin wij leven en kerk zijn.
In deze situatie is wijsheid nodig. Grondige exegetische studie en theologische argumentatie alleen zijn niet toereikend, evenmin als medisch-psychologische kennis. Wij zullen met elkaar moeten bidden om de heilige Geest die ons dingen duidelijk maakt en ons wijst naar de volle waarheid (Joh. 14:26; 16:13), en wij zullen de opdracht van Jezus om elkaar van harte lief te hebben serieuzer moeten nemen dan ooit. Biddend en pratend met elkaar zullen we onze weg moeten vinden. In deze zoektocht mogen we elkaar als broers en zussen in Christus niet loslaten. We zullen juist onze eenheid in hem sterker dan ooit moeten belijden om niet in kampen uiteen te vallen. En in deze situatie zullen we ook het geduld moeten opbrengen waar Jezus zijn discipelen toe maant in de gelijkenis van het onkruid en het koren (Mat. 13:24-30). Uiteindelijk is het oordeel niet aan ons.
Dit vormt het kader voor het compromismodel van Romeinen 14-15, dat we in de artikelen 10 en 11 geïntroduceerd hebben. Het model erkent dat er binnen de kerken verschil van mening is, en het erkent dat beide kanten hun standpunt met Bijbels-theologische argumentatie kunnen onderbouwen. Om het anders te zeggen, het is niet een kwestie waarvoor de procedure van de onderlinge vermaning uit Matteüs 18 opgaat, omdat de gemeenschap zelf hierover geen eenduidige mening heeft. Ook is het geen kwestie die overeenkomt met de situatie waar Paulus in 1 Korintiërs 5 mee te maken had. Daar betrof het een geval van ontucht dat ook buiten de gemeente werd afgekeurd.
Nu we dit model verder hebben ingekaderd vanuit onze studie van de evangeliën zullen we het in de komende twee artikelen concreet uitwerken voor onze situatie als Kerk van de Nazarener in Nederland. Tot slot nog drie opmerkingen. Ten eerste betekent dit model niet dat de kerk zelf geen overtuiging mag hebben. Zoals Paulus zich vanuit zijn persoonlijke overtuiging duidelijk met één van de twee partijen identificeert, zo neemt de kerk in het gesprek over homoseksualiteit met paragraaf 31 uit het Handboek (zie de bijlage bij artikel 9) ook een positie in. Als we het model van Romeinen 14-15 gaan uitwerken voor onze kerk zal dit spreken van de kerk zoals aangenomen op de Algemene Vergadering in 2017 ons uitgangspunt zijn, en zullen we ingaan op de vraag hoe om te gaan met mensen in onze gemeentes die zich hier niet in kunnen vinden en er een andere manier van leven op na houden.
Ten tweede nemen we als Kerk van de Nazarener in Nederland niet alleen een plek in de internationale familie van onze kerk in, maar zijn we ook kerk in Nederland. Het is onze opdracht om Kerk van de Nazarener te zijn in Nederland, en dit vraagt om andere afwegingen dan in bijvoorbeeld Italië, Armenië of India. Dit gaat ook op voor de discussie over homoseksualiteit vanwege een andere sociaal maatschappelijke context. Daarom hebben we ook gekeken naar de ontwikkeling in kerken in Nederland die het dichtst bij ons staan. Ook in die kerken vinden we een grote verscheidenheid aan meningen, zoals in ons eigen district. Deze verscheidenheid is misschien niet merkbaar aanwezig in de meeste andere districten van de Kerk van de Nazarener. Dit roept de vraag op hoe we omgaan met deze spanning tussen onze Nederlandse context aan de ene kant en de internationale setting van onze kerk aan de andere kant.
De derde opmerking betreft het proces zelf. Met het model van Romeinen 14-15 zoeken wij als Nederlandse Kerk van de Nazarener een weg om met tegengestelde visies om te gaan, en waar consensus niet heel realistisch lijkt. Afgezien van groepen die aan beide kanten van dit debat zeer uitgesproken zijn is er ook een groep die het niet goed weet en zich niet kan vinden in de meer uitgesproken of extreme posities. Zij zoeken naar een andere weg die recht doet aan hun overtuiging. Dit geeft aan dat het debat nog niet klaar is en afgerond kan worden. Dit is waarschijnlijk een proces van meer dan één generatie, zoals de grote debatten in de geschiedenis van de kerk zich vaak over meerdere generaties uitstrekten totdat uiteindelijk een werkbare conclusie werd gevonden. We kunnen niet in de toekomst kijken, maar het compromismodel van Romeinen 14-15 kan blijken een tijdelijk model te zijn als op een gegeven moment er meer consensus blijkt te zijn. Dan kan het gebeuren dat het compromismodel wordt ingewisseld voor een ander model, die twee andere modellen die in artikel 10 zijn geïntroduceerd of nog een ander model dat ons nu nog niet bekend is. Met andere woorden, we zijn een kerk onderweg.
Deze drie opmerking nemen we mee naar het volgende hoofdstuk. Tevens zullen we dan ingaan op de casus van het kerkelijk spreken over echtscheiding en hertrouwen gedurende de laatste decennia. Daarin zullen we zien hoe de kerk zich uit barmhartigheid over de tragiek van het leven aan de veranderingen aanpast zonder het ideaal van het huwelijk los te laten.
Suggesties voor gesprek
- Bespreek met elkaar de drie uitspraken over de kerk als gemeenschap die als conclusie van de studie van de evangeliën beschreven werden. Kunt u zich in deze drie uitspraken vinden? Traceer hoe de uitspraken vanuit de 14 conclusies zijn opgebouwd (zie eindnoot 1), en bespreek of u eventueel tot drie andere uitspraken was gekomen.
- Vanuit de drie uitspraken over de kerk als gemeenschap wordt in vier punten een kader aangereikt voor het ethische en morele denken en handelen over homoseksualiteit. Bespreek deze met elkaar en pas ze verder toe op uw gemeente.
- Het artikel sluit af met drie opmerkingen, die in de resterende twee hoofdstukken nog nader uitgewerkt moeten worden. Bespreek deze reeds onderling en verken wat deze voor uw gemeente betekenen.
Reageren
U kunt een email sturen naar alle leden van de kerngroep (Hans Deventer, Ed van Hoof, Stephen Overduin, Erik Groeneveld, Wilma en Antonie Holleman) en bijdragen aan het gesprek. In latere publicaties zullen we ook reageren op de ontvangen reacties. Het emailadres is: hetgesprek@kvdn.nl
De vorige artikelen kunt u vinden op het ledengedeelte van de website van de landelijke kerk, http://www.kvdn.nl, en op de blog https://antonieholleman.com.
Dit artikel of delen hiervan mogen overgenomen worden met vermelding van: Uitgave van de Kerk van de Nazarener – Nederland.
[1] Voor wie de stap van de 14 conclusies van de artikelen 12-15 naar de drie uitspraken in dit artikel wil traceren volgt hier de verantwoording. De eerste uitspraak over de kerk als gemeenschap rondom Jezus wordt ondersteund door de eerste conclusie die we in het artikel over Markus trokken onder het kopje “Wat nemen we mee?”, de derde conclusie in het artikel over Matteüs, de eerste twee conclusies in het artikel over Lukas en de eerste conclusie in het artikel over Johannes. De tweede uitspraak over de kerk als liefdevolle gemeenschap is gebaseerd op conclusie 2 over Markus, conclusies 1 en 2 over Matteüs, evenals conclusies 1 en 2 over Lukas, en de derde conclusie in het artikel over Johannes. De derde uitspraak over de kerk als gemeenschap onderweg komt voort uit de derde conclusie in het artikel over Markus, de vierde conclusie over Matteüs, de derde over Lukas, en conclusies 2 en 3 in het artikel over Johannes.
[2] De aandachtige lezer zal bemerken dat na de vier artikelen over de evangeliën ook het in artikelen 10 en 11 voorgestelde model op grond van Romeinen 14-15 nader ingekaderd wordt, en toch weer iets anders komt te liggen.
[3] Hij deed dit in een lezing op de studiedag Homoseksualiteit en de Kerk op 16 november 2018.
[4] Patrick Nullens, Zorgen voor een eigenwijze kudde, een pastorale ethiek voor een missionaire kerk, 93, 145.
[5] Zorgen voor een eigenwijze kudde, 146-151. Zie voor een uitvoerige behandeling van deze modellen, Patrick Nullens, Verlangen naar het goede, bouwstenen voor een christelijke ethiek, 292-310. Echter, in Zorgen voor een eigenwijze kudde, 147, voetnoot 20 geeft Nullens aan dat hij intussen van het compromismodel is opgeschoven naar het tragiekmodel.
[6] Zorgen voor een eigenwijze kudde, 126-130.
[7] Deze wijziging van denken met meer ruimte voor de realiteit en de hardnekkigheid van de zonde is goed beschreven in Mark R. Quanstrom, A century of holiness theology, the doctrine of entire sanctification in the Church of the Nazarene, 1905-2004. Zie hoofdstukken 5 en 6.
[8] Zorgen voor een eigenwijze kudde, 11.
[9] Zorgen voor een eigenwijze kudde, 68-75.