Samenvatting: In dit voorlaatste artikel wordt begonnen met een overzicht van de zoekbeweging in de voorgaande artikelen. Na een Bijbelse verkenning (artikelen 2-6) werd in de artikelen 7-10 gekeken naar de situatie van het hier en nu. Nadat in artikel 11 de balans werd opgemaakt is in de artikelen 12-15 door een studie van de evangeliën een weg vooruitgezocht. De conclusies die in artikel 16 getrokken zijn geven de richting aan voor de laatste twee artikelen. Na deze verkenning wordt ingegaan op de uitdaging waar de kerk van vandaag voor staat in het gesprek over homoseksualiteit: Hoe moeten we kerk zijn als de mensen in de kerk een andere mening hebben en een ander leven leiden dan wat de kerk onderwijst? Om hierin verder te komen zullen we het kerkelijk spreken over echtscheiding als casus nemen en daaruit leerpunten trekken voor onze vraag hoe om te gaan met homoseksuelen in de gemeente die niet celibatair leven zoals de kerk als ideaal aanreikt.
Dit artikel en het volgende zijn de afronding van dit Bijbels theologische feuilleton over menselijke seksualiteit. Onze aandacht zal zich vooral toespitsen op het thema homoseksualiteit, maar we hopen dat wat we schrijven over hoe we in deze situatie kerk willen zijn ook toepasbaar is op andere thema’s. De voorgaande artikelen waren een brede verkenning van de verschillende vragen die in de discussie over de kerk en homoseksualiteit een rol spelen, maar in deze laatste twee artikelen zal de insteek anders zijn. De vraag die impliciet steeds op de achtergrond meespeelde, hoe gaan wij als Kerk van de Nazarener in Nederland om met homoseksuelen in onze gemeenschap, zal nu expliciet aan de orde komen. Omdat we in het beantwoorden van die vraag steeds zullen terugvallen op onze bevindingen en conclusies in de voorgaande artikelen, zullen we eerst een overzicht geven van onze verkenning in de eerste zestien artikelen.[1]
Overzicht van onze zoekbeweging
Na de inleiding in artikel 1 begonnen we in artikel 2 met een verkenning van de passages in de Bijbel waar over homoseksualiteit wordt gesproken. We hebben aan de hand van Genesis 1 en 2 de mens als relationeel wezen omschreven, en dus ook als een seksueel wezen, onderscheiden in mannelijk en vrouwelijk. Ook schreven we over het door God ingestelde huwelijk tussen man en vrouw als de hoogste expressie van het menselijk verlangen naar intimiteit. In artikel 3 ging het over zonde en gebrokenheid naar aanleiding van Genesis 3 en Romeinen 1. Daar stelden we dat homoseksuele geaardheid of oriëntatie een expressie van de gebrokenheid van het leven is, zoals de gebrokenheid van het leven ieder mens op verschillende manieren parten speelt. Anders gezegd, dat iemand op mensen van hetzelfde geslacht valt is een ontdekking dat het leven niet altijd is zoals door God bedoeld. Het is dus geen keuze, en in die zin ook geen zonde.
In artikel 5 zijn we ingegaan op de oproep in Leviticus om niet met iemand van hetzelfde geslacht te slapen. Net als in Romeinen 1 wordt deze homoseksuele gemeenschap gezien als een handeling die tegen de heilige ordening van Gods schepping ingaat. In Leviticus is dit verbod onderdeel van een heel scala van richtlijnen die tot doel hebben dat de mensen het karakter van God weerspiegelen in hun daden en in de relaties met anderen. We waarschuwden voor een selectieve omgang met deze regels door de één veel zwaarder te laten wegen dan de ander.
Uit artikel 4 over Abraham en Sodom en uit artikel 6 over de woorden van Paulus in 1 Korintiërs 6 bleek dat die, evenals andere passages zoals onder andere in 1 Timoteüs 1, geen rol kunnen spelen in het leggen van een Bijbels fundament voor het spreken over homoseksualiteit. Alleen de teksten uit Romeinen 1 en Leviticus 18-20, gelezen tegen de achtergrond van Genesis 1-3 kunnen een substantiële bijdrage leveren.
In artikel 7 maakten we de overstap van exegese (uitleg van wat de Bijbel zegt) naar hermeneutiek (interpretatie van wat het Bijbelwoord voor ons hier en nu betekent). De kernvraag in de hele discussie is niet de uitleg van wat de Bijbel zegt, maar hoe het verbod op de homoseksuele praxis gezien moet worden tegen de achtergrond van de huidige inzichten over homoseksualiteit als een oriëntatie of geaardheid. Was kennis van homoseksuele geaardheid bekend toen er in de Bijbelse tijd over de verboden op de homoseksuele praxis gesproken werd? En wat betekent dit voor ons nu, als we die vraag ontkennend beantwoorden? Het gesprek over deze en verwante vragen maakt duidelijk dat de meningen onder Christenen flink uiteenlopen. De vraag is zelfs of we hier wel een duidelijk antwoord op kunnen krijgen. Aan het einde van het artikel hebben we dit punt omschreven als de T-splitsing waar wij voor staan en waar een keuze gemaakt moet worden, ook als we het niet willen. Artikel 8 was een losstaand hoofdstuk bedoeld als verbreding van de thematiek naar alle vragen rondom gender. Dit thema is nog complexer dan homoseksualiteit en zal in de toekomst meer onze aandacht gaan vragen.
In het schrijven van de artikelen stonden ook wij op de T-splitsing die in artikel 7 was beschreven. Ook wij moesten kiezen om niet in vaagheid te verzanden of door gebrek aan moed rondjes te blijven draaien en niet verder te komen. Op die T-splitsing hebben wij de afweging gemaakt dat in het licht van ons onderzoek wij niet zo maar de behandelde teksten uit de Bijbel één-op-één naar onze tijd kunnen overzetten. We erkennen een bepaalde historische en culturele kloof tussen het toen van de Bijbel en het nu van onze wereld. En dus was de consequentie dat wij met alle voorzichtigheid een keuze maakten voor de andere optie. Maar hoe dan verder?
In artikel 9 hebben we de Wesleyaanse vierhoek geïntroduceerd als hulp om verder te komen. De vierhoek leert ons om naast de Bijbel ook te kijken naar traditie, wetenschap en ervaring als aanvullende bronnen voor onze theologische uitspraken. We hebben eerst gekeken naar de traditie binnen de Kerk van de Nazarener alsook naar de nieuwe formulering van het kerkelijke standpunt over menselijke seksualiteit van 2017. In artikel 10 werd gekeken naar andere aan ons verwante kerkgenootschappen in Nederland en naar huidige wetenschappelijke inzichten. Voorts werd gekeken naar ervaringen van homoseksuelen en ervaringen van de kerkelijke gemeenschappen met hen.
Deze aanvullende verkenning maakte allereerst duidelijk dat onze kennis over seksuele oriëntatie en in het bijzonder homoseksualiteit anders is dan 50 tot 70 jaar geleden. Alles blijkt veel complexer te liggen dan voorheen gedacht en maakt de toepassing van het Bijbelse getuigenis lastiger. Ten tweede werd duidelijk dat er binnen de kerken een groeiende erkenning is dat in het verleden niet juist met homoseksuelen is omgegaan en dat er een nieuwe zoekbeweging is naar een betere manier van omgaan met hen. In dit zoeken wil men niet alleen recht doen aan een beperkt aantal teksten in de Bijbel over homoseksualiteit, maar ook aan het geheel van het canonieke getuigenis van de Bijbel. In deze nieuwe zoekbeweging van kerken die de Bijbel even gezaghebbend erkennen als wij is een enorme verscheidenheid aan meningen zichtbaar. Met andere woorden, het gesprek is nog volop gaande en een consensus is nog niet bereikt.
Verder nadenkend over deze situatie waar veel kerken, zoals de Kerk van de Nazarener, mee geconfronteerd worden hebben we zowel in artikel 10 als in artikel 11 drie opties omschreven voor het handelen van de kerk. Op grond van Romeinen 14-15 hebben wij toen gekozen voor een compromis model zonder dat dit de eigen overtuiging van de kerk aantast. Het is een model dat recht doet aan de verlegenheid die in de kerk heerst van het niet zeker weten, en aan de voorzichtigheid waarmee we ons willen omringen. En het is een model dat de eenheid van de gemeente voor ogen heeft en overtuigingen over dit thema niet tot een breekpunt wil laten zijn.
Met bovenstaande keuze kwam de vraag centraal te staan hoe we als lichaam van Jezus Christus gemeente kunnen zijn en hoe we met elkaar kunnen omgaan als we niet dezelfde overtuiging en visie hebben op bepaalde thema’s. Om deze vraag te beantwoorden hebben we ons in de artikelen 12-15 verdiept in de evangeliën, en ons de vraag gesteld hoe Jezus met de mensen omging en wat hij zijn discipelen leerde over hoe zij met elkaar en anderen moesten omgaan. In artikel 16 hebben we onze conclusies samengevat in een drietal uitspraken over de kerk: Ten eerste is de kerk een gemeenschap rondom Christus waarin het geloof in hem centraal staat. Ten tweede is de kerk een liefdevolle gemeenschap, en ten slotte is de kerk onderweg en leert gaandeweg als zij wordt uitgedaagd door nieuwe thema’s.
Aan de hand van deze uitspraken hebben wij een kader geschetst voor het gesprek over homoseksualiteit. Ten eerste is het gesprek over homoseksualiteit als een groot familieberaad, waar iedereen aan de tafel vertegenwoordigd is. We praten niet van hetero’s en homo’s, maar we zijn samen één door ons geloof in Christus, hoe verschillend we ook over bepaalde onderwerpen van mening kunnen verschillen. Ten tweede moet het in dit gesprek gaan over hoe wij onze homoseksuele broers en zussen kunnen helpen in het vinden van hun identiteit in Christus en wat dit van hen vraagt. Ten derde zullen we moeten denken en handelen vanuit barmhartigheid, en zullen we moeten beseffen dat we door de gebrokenheid en tragiek van het leven soms keuzes moeten maken waar altijd wel iets op aan te merken is. Ten slotte zullen we ons als kerk moeten realiseren dat er tijd en geduld nodig is, en dat de keuzes die we nu maken een bepaalde voorlopigheid hebben. Wij zijn onderweg en blijven leren.
Het kerkelijk spreken over menselijke seksualiteit
Ons vertrekpunt als Kerk van de Nazarener in Nederland is het standpunt van onze kerk over menselijke seksualiteit, zoals verwoord in artikel 31 van ons Handboek.[2] Hierin wordt het Bijbelse getuigenis beleden van Gods schepping van de mens als een relationeel wezen met een diep verlangen naar verbinding met anderen, zoals ook wij in artikel 2 van deze serie omschreven hebben. De gemeente als lichaam wordt gevormd door mensen die deze intimiteit met God en met elkaar gestalte geven tot wederzijdse opbouw van elkaar en van het lichaam. Het huwelijk zoals door God ingesteld is een weerspiegeling van deze verbondenheid tussen God en de gemeente. Belangrijk te bevestigen is dat het huwelijk tussen een man en een vrouw verwijst naar dit verbond tussen God en zijn volk, en dus altijd dienend is aan het lichaam van Christus. Daarom wordt er eerst over de alleenstaanden in de gemeente gesproken en dan pas over “sommigen… die geroepen worden tot het huwelijk”. In de Bijbel is niet het huwelijk het doel maar het lichaam van Christus en het verheerlijken van God de Vader.
Vervolgens wordt erkend dat door de zonde en de gebrokenheid in de wereld de mens zowel dader als slachtoffer is en niet altijd handelt overeenkomstig Gods wil en bedoeling. Maar door de heilige Geest geloven wij dat gelovigen in staat worden gesteld zich te onthouden van activiteiten die tegen Gods wil ingaan. In een vijftal punten worden deze activiteiten nader omschreven: Seksuele gemeenschap in een andere vorm dan het huwelijk; seksuele gemeenschap tussen mensen van hetzelfde geslacht; buitenechtelijke seksuele relaties; echtscheiding; en polygamie.
In dit spreken wordt zichtbaar vanuit welke overtuiging de kerk de verschillende mensen in de gemeente zal ondersteunen in hun weg als discipel van Jezus Christus. Als we het onderscheid gebruiken dat we in ons vorige artikel hebben geïntroduceerd, dan kunnen we het als volgt stellen: Vanuit een ethiek “van de derde persoon” (wat vindt de kerk) zal het uiteindelijk gaan om mensen te helpen een “ethiek in de eerste persoon” (wat vraagt God van mij) te ontwikkelen. Dit betekent onder andere dat de kerk in het onderwijs en de pastorale zorg de jongeren zal leren dat seksuele gemeenschap binnen het huwelijk gevierd wordt en niet een seksuele activiteit is die voortijdig en met verschillende personen bedreven kan worden. In die zin is seks heilig. Het betekent ook dat de kerk homoseksuelen zal aanmoedigen om het verlangen naar intimiteit in de gemeenschap van de discipelen van Jezus te zoeken en niet in seksuele gemeenschap met iemand van hetzelfde geslacht. En om een derde punt te noemen, het houdt ook in dat de kerk er alles aan zal doen om de huwelijken van de mensen in de gemeente gezond te houden, zodat overspel en echtscheiding niet zullen plaatsvinden.
Om in deze opdracht vruchtbaar te kunnen zijn dient de kerk wel aan een aantal voorwaarden te voldoen. Om er een aantal te noemen, zo zal er in de kerk een open en liefdevol klimaat moeten zijn om over seks te kunnen praten. Er mag geen taboe op rusten en er mag ook niet veroordelend gesproken worden over mensen die er een andere mening op na houden. Verder zullen er in de gemeente voldoende voorbeelden aanwezig moeten zijn van gezonde en florerende huwelijken, zonder dat een schijn hoog gehouden wordt, en heeft een gemeente behoefte aan zowel heteroseksuele als homoseksuele alleengaanden die een rolmodel kunnen vervullen. Tevens zal de gemeente als één grote familie moeten functioneren, waar alleengaanden zich thuis voelen en zich niet door een te grote nadruk op de gezinnen buitengesloten voelen. En verder zullen de onderlinge relaties van de mensen in de gemeente een dusdanige diepgang moeten hebben dat men in staat is in liefde moeilijke dingen in iemands leven bespreekbaar te maken. Dit vraagt zowel om liefde als om betrokkenheid bij mensen om dit gesprek aan te gaan, alsook moed om zich voor zo’n gesprek open te stellen.
We weten allemaal dat de realiteit in de meeste kerken anders is en dat lang niet altijd aan deze voorwaarden voldaan wordt. Ook de kerken zijn gemeenschappen waar zonde heerst, en die op veel gebieden tekortschieten in het realiseren van het ideaal van het lichaam van Christus. Soms heerst er een taboe om over seks te praten, of zijn mensen, inclusief voorgangers, niet in staat het juiste voorbeeld te geven. Soms valt ook hun huwelijk uiteen of zijn zij verwikkeld in overspelige relaties, seksueel overschrijdend gedrag en dergelijke. Vaak is het klimaat in een kerkelijke gemeenschap niet veilig genoeg om gevoelige onderwerpen bespreekbaar te maken, en al te vaak blijken mensen onvoldoende tijd te hebben om er werkelijk voor de ander te zijn, of geven ze de vrije tijd aan hun gezinnen en voelen alleengaanden zich buitengesloten.
Dus als we spreken over mensen die zich niet houden aan wat de kerk als Gods wil omschrijft of daar een andere mening over hebben, dan dienen wij ons ten eerste te realiseren dat de kerkelijke gemeenschap die dit constateert ook niet zonder zonde is. We moeten als kerk er dus voor waken om te gaan wijzen op de splinter in het oog van de ander en de balk in het eigen oog van de gemeente te negeren. We zullen ons ervan bewust moeten zijn dat als we dit gesprek aangaan niemand zonder zonde is, en ook de kerk zelf niet. En we zullen ook moeten erkennen dat er nergens in de Bijbel een gradatie in zondige daden aangebracht wordt. We mogen de ene zonde niet zwaarder maken dan de andere. Mochten we wel behoefte aan een gradatie hebben, dan kunnen we het beste kijken naar hoe vaak bepaalde zonden in de Bijbel genoemd worden. Dan blijkt dat overspel veel vaker genoemd wordt dan homoseksuele praktijken, en dan zijn thema’s zoals geld en armoede-rijkdom veel en veel belangrijkere issues in de Bijbel. Als we dit alles beseffen dan maant het de kerk tot grote voorzichtigheid en nederigheid.
De belangrijkste vraag in het gesprek over menselijke seksualiteit waar de kerk voor gesteld wordt is niet het ontwikkelen van een visie of standpunt. Dat heeft de kerk en is ons gegeven. Maar het betreft situaties als deze: Hoe moet de kerk handelen als jongvolwassenen besluiten te gaan samenwonen en niet kiezen voor het huwelijk? En wat als die jongvolwassenen leiders in de NJI zijn? Hoe te handelen als mensen besluiten van elkaar te scheiden, ongeacht wat de redenen hiervan zijn? Wat als één van hen hertrouwt met iemand uit de gemeente die ook gescheiden is? En wat als een homoseksuele persoon ondanks het advies van de kerk toch een (seksuele) relatie aangaat met iemand van hetzelfde geslacht?
Het is te hopen dat de relaties en het klimaat binnen de gemeente zodanig gezond zijn dat over deze vragen op een goede manier gesproken kan worden, zonder dat iemand zich direct aangevallen of veroordeeld voelt. Maar wat te doen als de verschillen blijven en de personen op bepaalde punten een van de kerk afwijkende mening hebben en kiezen voor een handelwijze die niet overeenkomstig de visie van de kerk is? Dit is de situatie die Patrick Nullens omschrijft in zijn boek Zorgen voor een eigenwijze kudde, waarover we in het vorige artikel geschreven hebben. Het gesprek met de gemeenteleden die “eigen en wijs” zijn, en zich niet zo maar laten overtuigen door de kerk of welke leider van de kerk dan ook is een nieuwe ervaring voor de kerk. Om in de beeldspraak van het boek te blijven, dit betekent dat de kudde een bonte verschijning van schapen laat zien met verschillende overtuigingen en handelwijzen. Dit doet zich niet alleen voor op het gebied van seksualiteit, maar ook op dat van vele andere vraagstukken. De eigentijdse gemeente is veel minder homogeen dan enkele decennia geleden.
Op deze vragen wordt door de internationale kerk geen antwoord gegeven, omdat de situaties te complex en te cultureel verschillend kunnen zijn om nadere richtlijnen voor op te stellen. In de toelichting op het artikel wordt dit met verschillende argumenten duidelijk aangegeven. Daarom is er ruimte om deze beknopte en algemene richtlijnen nader uit te werken. Wel wordt iedere keer weer het spanningsveld aangegeven tussen waarheid en genade, en tussen Gods helende werk en de gebrokenheid van de zonde, en wordt iedere keer weer gewezen op de gastvrijheid en liefde van de gemeenschap.
In artikel 31 van het Handboek wordt een richting aangegeven hoe als kerk te handelen, zonder dat dit nader wordt ingevuld. Wel is duidelijk dat dit een balans is tussen genade en waarheid. Het is niet alleen een positie die wil bemoedigen en bevestigen, maar die uit liefde voor God en de naaste dat wat niet tot eer van God is niet verzwijgt. De kerk heeft er niet voor gekozen om het helemaal aan de persoon zelf over te laten, maar wil met de persoon het gesprek aangaan. Maar anderzijds zullen we het niet tot een breuk laten komen als we niet nader tot elkaar komen. De kerk wil een gastvrije gemeenschap zijn waar iedereen welkom is en we zullen de drang om de gemeenschap zuiver te houden in toom moeten houden uit liefde voor onze broeder en zuster, mede vanuit de erkenning dat wij zelf ook niet vlekkeloos zijn.
Het kader dat wij in het vorige artikel omschreven hebben is voor deze momenten uiterst belangrijk. We zullen elkaar moeten blijven zien als broers en zussen in Christus op grond van ons belijden van Jezus als Heer. Ten tweede zullen we erop gericht moeten zijn de mensen die het betreft te helpen in hun wandel met Christus. Ten derde zullen we moeten handelen vanuit een ethiek van barmhartigheid, en ten slotte moeten we ons ervan bewust zijn dat ook wij niet de volle waarheid in pacht hebben en dat gaandeweg inzichten groeien.
Voordat we op de specifieke vraag ingaan hoe wij als Kerk van de Nazarener in Nederland omgaan met homoseksuelen in de gemeente die niet celibatair leven is het goed om nog één laatste uitstapje te maken. We willen het kerkelijk spreken van de Kerk van de Nazarener over huwelijk en echtscheiding vanaf het allereerste begin van de kerk in 1908 nemen als een casus waarvan we kunnen leren voor onze omgang met homoseksualiteit.
Huwelijk en echtscheiding
Vanaf het allereerste begin heeft de Kerk van de Nazarener een helder standpunt gehad over het huwelijk als heilig en door God ingesteld.[3] Veel werd er niet over gezegd, behalve dat men weloverwogen en in gebed een huwelijk moet aangaan met een andere gelovige. Over echtscheiding werd gezegd dat dit alleen toelaatbaar is als er sprake is van overspel. Iemand die om andere redenen een echtscheiding aangaat en vervolgens hertrouwt leeft in een overspelige relatie, en kan daarom geen lid van de Kerk van de Nazarener zijn. Meer dan deze regel werd niet gegeven, en dit laat zien dat echtscheiding voor de kerk in de eerste decennia van de twintigste eeuw geen punt was. Het kwam sporadisch voor, en als het voorkwam dan verlieten waarschijnlijk één van de twee gescheiden personen of beiden de kerkelijke gemeenschap. Men hoefde er dus niet veel over te zeggen.
Zoals we allemaal weten is er in de tweede helft van de twintigste eeuw veel veranderd, en kerken werden steeds meer geconfronteerd met echtscheidingen van de eigen mensen binnen de kerken. In 1972 heeft de kerk dan ook in antwoord op deze ontwikkeling het gedeelte over huwelijk en echtscheiding in het Handboek enorm uitgebreid. Het standpunt dat overspel de enige Bijbelse grond voor echtscheiding is blijft gehandhaafd, maar in een afzonderlijke paragraaf wordt erkend dat velen tekortschieten in het naleven van het Bijbelse ideaal van het huwelijk. Voor het eerst wordt dan ook over vergeving gesproken voor degenen die gescheiden zijn. Zoals Christus de Samaritaanse vrouw bij de put (Johannes 4) toespreekt en opneemt in de kring van degenen die geloven, zo is er ook voor gescheiden mensen die om andere redenen dan overspel gescheiden zijn vergeving mogelijk. De regel dat mensen die na een scheiding op andere gronden dan overspel opnieuw in het huwelijk treden geen lid van de kerk kunnen zijn komt dan ook te vervallen. Na erkenning van hun zonde kunnen deze mensen als leden opgenomen worden in de kerk.
Verder werd in 1972 ook een nieuw gedeelte opgenomen over de taak en verantwoordelijkheid van de predikant. Hier wordt ook voor het eerst over voor-huwelijkse begeleiding gesproken. In 1976 werd dit verder uitgebreid door de oproep aan de kerk om de gezinnen te ondersteunen. Hierin klinkt het besef door dat een goed huwelijk niet vanzelf tot stand komt, maar ondersteuning van anderen nodig heeft. Zoals we in het vorige artikel beschreven hebben, proeven we hierin niet alleen een ethiek “van de derde persoon”, maar ook een ethiek “in de eerste persoon” die erop gericht is om stellen die gaan trouwen, en getrouwde stellen te ondersteunen in hun huwelijk. De zorg is niet alleen maar over de zuivere staat van de kerk, maar bovenal gericht op het helpen van de mensen die in een huwelijkscrisis zitten of van wie het huwelijk gestrand is. Ook nieuw is het benoemen van de eigen verantwoordelijkheid om aan het huwelijk te werken als het niet goed gaat. Mensen die in een huwelijkscrisis verkeren worden aangespoord de hulp van de predikant in te roepen.
In deze wijziging zien we de reactie van de kerk, die geconfronteerd werd met een toenemend aantal echtscheidingen in de eigen gemeenschappen. In de beginjaren van de kerk kwam het waarschijnlijk niet veel voor, en als het gebeurde verliet men vaak de kerk of hertrouwde niet, tenzij de persoon het slachtoffer was van overspel van de huwelijkspartner. Maar toen het aantal echtscheidingen toenam is de kerk anders gaan denken. Een overstap is merkbaar van een rigide ethiek, die er op gericht was om de kerkelijke gemeenschap zuiver te houden en de zondaars buiten te sluiten, naar een ethiek van barmhartigheid, zoals we in het vorige artikel beschreven hebben.[4] Het standpunt over echtscheiding blijft gehandhaafd, maar men wil op een genadige manier omgaan met mensen die op andere dan Bijbelse gronden scheiden. In de wijziging klinkt erkenning door van de gebrokenheid van het leven waardoor ook Christenen in zonde kunnen vervallen. Hier wordt het tragiekmodel zichtbaar dat wij in het vorige hoofdstuk beschreven hebben.
In 1993 vond opnieuw een substantiële wijziging plaats in het kerkelijk spreken over huwelijk en echtscheiding. In de nieuwe bewoording in het Handboek werd nu gesproken over het blijvende karakter van het huwelijk in Gods ogen. Overspel als een rechtvaardiging van echtscheiding werd niet meer genoemd. Men kan dit als een aanscherping van het standpunt van de kerk zien, waarin de woorden van Jezus gevolgd worden zoals vermeld in Markus 10:2-12, en niet de weergave van Matteüs 19:3-12.[5] Het huwelijk is een altijd blijvende instelling, en wat God bijeen heeft gebracht mag een mens niet scheiden. Ook overspel is geen rechtvaardiging van echtscheiding; het is en blijft een overtreding van “the biblical plan of the permanence of marriage”.
Maar net als in 1972 werd de gebrokenheid van het leven erkend en het gegeven dat mensen vaak tekortschieten. Nog sterker dan voorheen werd de tragiek van de gebrokenheid erkend. Soms worden sommigen buiten hun eigen wil voor een voldongen feit geplaatst, en is het voorkomen van een scheiding onmogelijk. Soms is een scheiding de enige oplossing voor juridische en lichamelijke bescherming. In de formulering van het nieuwe standpunt is ervaring met hele complexe en hartverscheurende situaties merkbaar. Het spreken over overspel als een Bijbelse rechtvaardiging is ontoereikend in de complexiteit en de tragiek van echtscheidingen. Maar met bewogenheid wordt ingegaan op het aanbod van Gods genade en vergeving voor degenen die hem met berouw, geloof en nederigheid zoeken. Er wordt eveneens op gewezen dat het ook tot de taak van de predikant hoort om mensen die gescheiden zijn te begeleiden.
De laatste grote wijziging heeft in 2017 plaats gevonden in het al eerder genoemde artikel 31 van het Handboek over menselijke seksualiteit. Er is toen gekozen voor een geïntegreerd artikel over menselijke seksualiteit waarin bovenal op positieve wijze beleden wordt waar we als kerk in geloven. Het enige wat over echtscheiding wordt gezegd is dat het altijd een tekortschieten is aan Gods beste bedoelingen, ongeacht de oorzaak en hoe het in gang gezet is. En ten tweede dat de kerk zich altijd zal moeten inzetten voor het in stand houden van het huwelijk waar dat wijs en mogelijk is, en dat zij advies en genade dient te geven aan degenen die door echtscheiding verwond zijn geraakt.
Ten opzichte van de wijzigingen in 1972 en 1993 laat de wijziging in 2017 zien dat de kerk intussen voldoende ervaring heeft opgedaan in het omgaan met echtscheiding en het niet nodig acht er veel meer over te zeggen. Opvallend is dat de oproep om te strijden tegen elke vorm van seksueel geweld meer woorden omvat dan het gedeelte over echtscheiding. Een indicatie van een gewijzigd klimaat waar een mondiale kerk als de Kerk van de Nazarener een stem moet laten horen. Seksueel geweld is een grotere uitdaging dan echtscheiding.
Als we de woorden over echtscheiding uit 2017 vergelijken met de woorden uit het eerste handboek uit 1908, dan valt op dat er nu zelfs minder woorden over geschreven staan dan toen; 56 woorden nu tegen 86 in 1908. Daar staat tegenover dat nu veel meer over Gods bedoelding van het huwelijk wordt gezegd. Het standpunt over echtscheiding is nu strikter dan in 1908 toen er nog over een Bijbelse rechtvaardiging van echtscheiding werd gesproken. Echter de toon is nu geheel anders. Toen werd door het trekken van een grens aangegeven wie wel en wie niet bij de gemeente mag horen. Vele jaren stond er in het Handboek dat mensen die hertrouwden na een scheiding op niet-Bijbelse gronden niet waardig (unworthy) waren om lid van de kerk te zijn. Nu, anno 2017 klinkt er een aansporing om zich in te zetten voor het in stand houden van het huwelijk, en waar dit niet meer mogelijk blijkt te zijn om de gescheiden personen te begeleiden.
Dat er nog veel meer over gezegd kan worden is duidelijk. De ervaring heeft de kerk echter de wijsheid gegeven om dit over te laten aan de plaatselijke gemeentes, omdat elke echtscheiding net weer anders is. Het wordt nog steeds een zonde genoemd, maar de genade heeft het gewonnen van de veroordeling. Over een lange periode heeft de Kerk van de Nazarener zich gevonden in een ethiek van barmhartigheid aangaande echtscheiding, terwijl haar standpunt over het huwelijk is aangescherpt.
Wat leert deze casus ons voor de omgang met homoseksualiteit?
- Ten eerste is duidelijk dat een andere manier van omgaan met een ethisch vraagstuk niet automatisch een wijziging van het Bijbelse standpunt betekent. In vergelijking met 1908 is het standpunt over echtscheiding zelfs aangescherpt, terwijl er nu op een meer barmhartige manier mee omgegaan wordt. Zo behoeft ook een andere wijze van omgaan met homoseksuelen in de gemeente geen wijziging van het Bijbelse standpunt van de kerk te betekenen. Deze weg willen we gaan en daarom pleiten we niet voor een ander Bijbels standpunt van de kerk, maar wel voor een andere manier van omgaan met homoseksuelen in de gemeente.
- In de confrontatie met morele dilemma’s in de eigen gemeenschap wordt de kerk gedwongen om een moreel idealisme los te laten en vanuit het realisme van de gebrokenheid van het leven te zoeken naar werkbare, barmhartige oplossingen. In een periode toen echtscheiding nauwelijks binnen de kerkelijke gemeenschap voorkwam was het gemakkelijk om duidelijke grenzen aan te geven om de eigen gemeenschap zuiver te houden. Echter, toen het aantal echtscheidingen van binnenuit toenam bleek die benadering niet meer te werken. Nu we als kerk te maken hebben met het gegeven dat verschillenden van onze eigen “kinderen” aangeven homoseksueel te zijn, worden we uitgedaagd om ook op dit gebied andere wegen te zoeken.
- In het zoeken naar een andere manier van omgaan met homoseksualiteit is het noodzakelijk dat we een beroep doen op het geheel van de Bijbelse canon en niet alleen de specifieke Bijbelteksten erbij halen. Zoals de verwijzing in het Handboek naar de Samaritaanse vrouw van 1972 tot 2013 symbool stond voor een breder zoeken in de Bijbel naar een omgang op basis van liefde en vergeving, zo zullen we in de Bijbelse reflectie over homoseksualiteit ook veel breder moeten kijken dan alleen de bekende passages over homoseksualiteit. Met onze artikelen over de evangeliën hebben we hiertoe een aanzet gegeven.
- Er is tijd nodig om tot een werkbare oplossing te komen. De vele woorden die er in de Nazarener handboeken van 1972 tot 2013 gebruikt werden om in te gaan op de uitdaging van echtscheiding geven de worsteling van de kerk weer. Hoe complex en verdrietig een echtscheiding binnen de gemeente ook kan zijn, we hebben geleerd dit in handen van de plaatselijke gemeente te leggen die, biddend om wijsheid, zoekt naar de best mogelijke wijze van omgaan, zonder er veel over te zeggen in ons Handboek. Deze artikelenserie laat overduidelijk zien dat we daar met betrekking tot homoseksualiteit nog niet zijn. Toch zullen we moed moeten tonen om nieuwe wegen te zoeken, en te erkennen dat we hierin fouten zullen maken. En te allen tijde zullen we het gesprek moeten blijven aangaan en de bereidheid moeten hebben om onze overtuiging in te ruilen voor een betere. Alleen dan voorkomen we dat we rondjes draaien en niet verder komen.
- We leren om meer te belijden wat we wel geloven dan ons te uiten over wat we allemaal niet goedvinden. De vrucht van het nadenken over echtscheiding over een periode van 50 jaar is dat we in tegenstelling tot 1908 nu in ons Handboek veel meer zeggen over het doel van het huwelijk. Er is nu theologische reflectie op het huwelijk, zodat we veel meer dit ideaal kunnen onderwijzen aan de mensen. Dit is de “winst” vanuit iedere nederlaag die de kerk en haar mensen onderging bij iedere echtscheiding van een huwelijk waarover Gods zegen was gevraagd.
Met deze leerpunten willen we dit artikel afsluiten. In het afsluitende artikel willen we deze gebruiken om tot een omschrijving te komen hoe we als Kerk van de Nazarener in Nederland met homoseksuelen in onze gemeenschappen willen omgaan.
Suggesties voor gesprek
- Bespreek met elkaar de zoektocht van deze artikelenserie zoals onder het kopje “overzicht van onze zoekbeweging” is beschreven. Wat heeft u geholpen in die zoekbeweging van de artikelen, en wat heeft u gemist?
- In het gedeelte over het “kerkelijk spreken over homoseksualiteit” wordt gezegd dat vanuit een ethiek “van de derde persoon” (wat vindt de kerk) de pastorale werkers van de kerk de mensen kunnen helpen een “ethiek in de eerste persoon” (wat vraagt God van mij) te ontwikkelen. Wat vindt u hiervan, toegepast op de vragen rondom homoseksualiteit? Behoeft het geen probleem te zijn als de kerk er een andere mening op nahoudt dan de persoon die door de kerk begeleid wordt?
- Bespreek met elkaar het gedeelte over het kerkelijk spreken over huwelijk en echtscheiding in het Handboek van de Kerk van de Nazarener. Herkent u de beschreven ontwikkeling in uw eigen denken en in de omgang met anderen binnen uw plaatselijke gemeente?
- Bespreek met elkaar de afsluitende leerpunten die vanuit het overzicht van het kerkelijk spreken over echtscheiding geformuleerd zijn. Vindt u de toepassing op het thema homoseksualiteit overtuigend en behulpzaam? Hoe zou u deze punten verder willen uitwerken voor de omgang met homoseksuelen in onze kerkelijke gemeenschappen?
Reageren
U kunt een email sturen naar alle leden van de kerngroep (Hans Deventer, Ed van Hoof, Stephen Overduin, Erik Groeneveld, Wilma en Antonie Holleman) en bijdragen aan het gesprek. In latere publicaties zullen we ook reageren op de ontvangen reacties. Het emailadres is: hetgesprek@kvdn.nl
De vorige artikelen kunt u vinden op het ledengedeelte van de website van de landelijke kerk, http://www.kvdn.nl, en op de blog https://antonieholleman.com.
Dit artikel of delen hiervan mogen overgenomen worden met vermelding van: Uitgave van de Kerk van de Nazarener – Nederland.
[1] Het kan ook behulpzaam zijn om de samenvatting van de eerste 10 artikelen te lezen in artikel 11.
[2] Zie de bijlage bij artikel 9 van deze serie artikelen voor de tekst van dit artikel uit het Handboek.
[3] Alle handboeken van de Kerk van de Nazarener vanaf 1928 zijn te vinden in de Wesleyan-Holiness Digital Library ( https://whdl.org). De gedeeltes over huwelijk en echtscheiding zijn steeds te vinden in “Special advices”, of “Special rules”, en vanaf 2001 in “The covenant of Christian conduct”.
[4] In zijn geschiedenis van de Kerk van de Nazarener bevestigt Floyd Cunningham dit beeld. Hij zegt: “The marriage and divorce debates indicated that the church was overcoming its rigidity on the issue”, Our Watchword and song, the centennial history of the Church of the Nazarene, 552.
[5] In de exegetische discussie over welke van de twee weergaven historisch gezien juist is neemt men aan dat Markus de radicaliteit van de woorden van Jezus dat er geen enkele reden is waarop echtscheiding gerechtvaardigd is juist heeft weergegeven. Men erkent dan dat Matteüs een tegemoetkoming volgt die in de gemeenschap voor wie of van waaruit hij schrijft gangbaar was. Ook Paulus geeft in 1 Korintiërs 7:12-16 een aanpassing waarvan hij nadrukkelijk zegt dat hij van hem is en niet van Jezus. Hij zegt dat wanneer de ongelovige partner wil scheiden, men dit moet laten gebeuren en de gelovige partner niet gebonden is zich in te spannen om het huwelijk in stand te houden. Zie voor de discussie over deze verzen, Richard Hays, The moral vision of the New Testament, 349-366.