Na verschillende artikelen over menselijke seksualiteit te hebben geschreven in de wij-vorm schrijf ik nu in de ik-vorm een intermezzo voordat het laatste artikel in de serie gepubliceerd wordt. Dit is dan ook een persoonlijk artikel, waarin ik onder andere vertel over de weg die ik heb afgelegd.
De afronding
Om te beginnen wil ik eerst informeren over hoe het staat met het laatste afsluitende artikel. Dit is meer dan alleen maar een conclusie van de voorafgaande artikelen. Ik wil daarin ook op praktische wijze “veilige ruimte” scheppen voor homoseksuelen in onze gemeentes. Daarom vraagt deze afronding afstemming met de voorgangers in de plaatselijke gemeentes, en met leidinggevenden in zowel de landelijke als de internationale kerk. Ik heb dan ook bewust voor een langere weg gekozen, zodat de conclusie in ons district breed gedragen zal worden en internationaal erkend kan worden.
In maart dit jaar heb ik een eerste versie geschreven, en die heb ik verspreid onder de predikanten die leiding geven in de plaatselijke gemeentes, de leden van de DistrictsAdviesRaad (DAR) en de voorzitters van de Districtsraden Christelijk Leven (DRCL), Nazarener Jeugd Internationaal (DNJI) en Nazarene Mission International (DNMI). Ik heb hen om feedback gevraagd, om die in een tweede versie van het artikel te kunnen verwerken.
Ik ben lid van een internationale commissie van onze kerk die de taak heeft om voor de volgende Algemene Vergadering in 2021 een groot gedeelte van de ethische richtlijnen in het Handboek van de kerk te herschrijven. In deze commissie is elk werelddeel vertegenwoordigd voor een zo breed mogelijke perspectief; we zijn met recht een commissie die de wereldwijde kerk representeert. Afgelopen mei waren wij weer enkele dagen bijeen en gedurende die dagen hebben we over heel veel ethische thema’s gesproken. We spraken over homoseksualiteit, verslaving, economische gerechtigheid, het klimaat, alcohol, corruptie en nog veel meer. Het waren zeer boeiende gesprekken die mij hielpen beter zicht te krijgen op de diversiteit binnen onze internationale kerk, en op de enorme uitdagingen en spanningen waar we als wereldwijde kerk mee te maken hebben. Deze indrukken hebben ook invloed gehad op het schrijven van de tweede versie van het afsluitende artikel.
Op 23 mei waren alle geordineerde oudsten, districtsbevoegden, leden van de DAR en de voorzitters van DRCL, DNMI en DNJI uitgenodigd om de tweede versie van het artikel met elkaar te bespreken. De overgrote meerderheid van de aanwezigen kon zich vinden in de lijn van het slotartikel. De verschillende meningen vielen uiteen zoals ik had verwacht. Wat ik terug hoorde in de gesprekken vond ik zeer behulpzaam. Het gaf me inzicht in hoe woorden gelezen worden en overkomen. Ik wil nu in de komende weken een derde versie schrijven die dan hopelijk in september gepubliceerd kan worden.
Intussen is het vertalen van de artikelen ook begonnen. Na overleg met de DAR heb ik besloten om eerst de artikelen 17 en 18 (derde versie) te laten vertalen en te delen met de Raad van Algemeen Superintendenten. Ik wil onze weg zo transparant als mogelijk bewandelen, zonder dat ons district zich afsluit voor het grotere geheel van de internationale kerk.
Velen hebben me aangemoedigd om de artikelen voor een breder publiek beschikbaar te maken door ze in boekvorm te publiceren. Ik wil alle artikelen zodanig herschrijven dat het karakter van een feuilleton eruit gehaald wordt en het meer één geheel wordt dat geschikt is voor een bredere lezerskring dan alleen de Kerk van de Nazarener. Ik hoop hiermee andere (evangelische) kerken te helpen in het vinden van een weg in de omgang met homoseksuelen en transgenders in hun gemeenschappen.
Van verschillende kanten uit onze internationale kerk is interesse getoond in de serie artikelen. Daarom hebben we als DAR besloten om de crowdfundingsactie op te zetten zodat we alle herschreven artikelen in het Engels kunnen laten vertalen voor publicatie in de internationale kerk. We hopen hierdoor vanuit ons district een bijdrage te kunnen leveren aan het gesprek in de internationale kerk.
Mijn weg
Ik heb verschillende keren de vraag gekregen waarom ik zoveel tijd en energie heb gestoken in het schrijven van de artikelen. Toen ik in 2013, na 17 jaar buitenland, terugkwam in Nederland besefte ik dat ik een enorme achterstand had in het nadenken over homoseksualiteit. Ik was er tot die tijd binnen de kerk nooit heel direct mee geconfronteerd, en dus niet gedwongen er serieus en diepgaand over na te denken vanuit een Bijbels theologisch kader. Op zich stond ik niet negatief tegenover homoseksuelen die ik kende, maar deze stonden te veel op afstand (of ik schiep die afstand) om me echt in hun situatie te verdiepen. Natuurlijk wist ik wat er in de Bijbel stond over homoseksueel gedrag, maar omdat ik geen dogmatisch-veroordelend persoon wilde zijn, evenmin een persoon die tegen het getuigenis van de Bijbel ingaat, ging ik verdere reflectie uit de weg. Eenmaal terug in Nederland realiseerde ik me dat ik deze strategie van mijn hoofd in het zand steken niet langer kon voortzetten, en helemaal niet toen ik in 2014 werd gekozen als landelijk leider van onze kerk. Ik moest aan de slag om weg te komen uit mijn eigen verlegenheid met dit onderwerp.
Ik ben toen gaan lezen, heb het gesprek opgezocht met predikanten en gemeenteleden, heb geluisterd naar de homoseksuelen en ik heb me verdiept in de weg die ons district had afgelegd. Ik bad tot God om wijsheid, onderzocht de Bijbel, en bad opnieuw of God mij als landelijk leider een weg wilde laten zien om ons district te leiden.
Na mijn eerste jaar als districtssuperintendent heb ik op de districtsvergadering in 2015 in Rotterdam gezegd dat we na een stilte van een paar jaar het gesprek over homoseksualiteit in ons district weer moeten aangaan. Ik schreef toen: “Ook al wordt er verschillend over gedacht en gaan gemeentes er anders mee om, we zullen met elkaar een gezamenlijke weg moeten zoeken, die bijbels-theologisch gefundeerd is, werkbaar is in onze Nederlandse setting en recht doet aan het standpunt van de Kerk van de Nazarener.” Ik zag toen nog helemaal niet hoe deze drie doelen bij elkaar konden komen, maar besefte wel dat dit de enig juist weg was. Ook stelde ik dat dit een van mijn topprioriteiten zou zijn voor de komende jaren.
Na twee studiedagen over homoseksualiteit in het najaar van 2015 met de predikanten in ons district besloot ik enerzijds te investeren in de onderlinge verbondenheid tussen de voorgangers in ons district en anderzijds de Bijbels-theologische feuilleton te gaan schrijven. Het eerste besluit heeft onder andere geleid tot de kloosterretraite met Jakob van Wielink. Deze retraite is sindsdien verplicht voor alle nieuwe districtsbevoegden. Ook door andere activiteiten heb ik ingezet om de predikanten dichter tot elkaar brengen, omdat ik ervan overtuigd ben dat hechte onderlinge relaties vertrouwen scheppen, zodat we om kunnen gaan met thema’s waar we van mening over verschillen. Alleen als er vertrouwen is kunnen we echt luisteren naar de ander met een andere kijk en mening. Ik ben dankbaar voor de vrucht die ik heb gezien op deze investering. Ook de aanwas van nieuwe districtsbevoegden heeft ertoe bijgedragen dat een bepaalde cultuur die ons belemmerd heeft tot het verleden behoort.
De reden voor het schrijven van de Bijbels-theologische feuilleton is tweeledig. Veel van wat ik las en hoorde overtuigde me niet. Ik vond dat mensen zich te veel naar één van beide kanten van het spectrum bewogen, dat zij te eenzijdig steun zochten bij hun “partijgenoten”, en onvoldoende het echte gesprek aangingen met de mensen aan de andere kant van het spectrum. Dit voedde mijns inziens alleen maar een verdere polarisatie, terwijl ik juist wilde zoeken naar een weg uit die polarisatie waarop een noodzakelijke en gezonde spanning aanwezig blijft. Ook in de Bijbels-theologische afwegingen vond ik dat het canonieke geluid van de gehele Bijbel onvoldoende aan bod kwam. Ik heb toen besloten om biddend mijn eigen weg te zoeken, luisterend naar vele gespreksgenoten en lezend wat velen geschreven hebben.
Tevens realiseerde ik me dat ik als landelijk leider van onze kerk mijn verantwoordelijkheid moest nemen en het district moest voorgaan in het aanreiken van een weg die ons kan verbinden en die ons niet uit elkaar drijft. Zoals Wesley ook steeds vanuit zijn Anglicaanse achtergrond een via media, een middenweg zocht, zo wilde ook ik op zoek naar zo’n weg die mensen verbindt in plaats van uit elkaar drijft. Ik besefte dat ik mijn “bisschoppelijke” verantwoordelijkheid als districtssuperintendent moest nemen en zelf die weg moest aanreiken. Ik moest zelf mijn nek uitsteken zonder mij achter een commissie of een bepaald consensus model te verschuilen.
Vanuit deze twee overwegingen ben ik in 2016 met het schrijven van de artikelen begonnen, weliswaar steeds in gesprek met een kerngroep van predikanten uit het district. Het schrijven was mijn eigen zoektocht. Toen ik begon wist ik niet waar ik zou eindigen of wat mijn eindconclusie zou worden. Vaak kon ik niet verder kijken dan één of twee artikelen. Het schrijven dreef me tot verdere studie en nieuwe stappen. De reacties die ik kreeg en de vele gesprekken dwongen me ook tot verdere reflectie, studie en gebed.
Aanvankelijk meende ik in mijn overmoed dat ik dit in een aantal maanden kon doen. Het zijn uiteindelijk meer artikelen geworden dan verwacht en het schrijven heeft drie jaar in beslag genomen. Terugkijkend is die tijd goed geweest. Mijn denken heeft zich verder kunnen rijpen. Ik heb meer mensen kunnen spreken, me meer in diverse situaties kunnen verdiepen. Ook de nieuwe formulering van de Algemene Kerk in 2017 over menselijke seksualiteit is een belangrijke component geweest. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat de kerk met zo’n gebalanceerde verklaring zou komen. Het heeft mij en vele anderen nieuwe hoop gegeven voor onze internationale kerk.
Mijn droom
Ik ben aan de boven beschreven weg begonnen omdat ik die niet langer ontwijken kon. En mijn overweging was: Als ik die weg moet bewandelen, laat ik het dan ook maar goed doen. Maar gaandeweg gebeurden er dingen die het onderwerp van homoseksualiteit overstegen. Ik besefte dat mijn diepste drijfveer mijn droom van de kerk is. Het is mij uiteindelijk om de gemeente als lichaam van Christus te doen. Uiteindelijk gaat het mij om de vraag wat voor een kerk we zijn. Zijn we een gemeenschap waar iedereen welkom is en geaccepteerd wordt? Kan iedereen die Jezus Christus zoekt zich bij ons thuis voelen? Worden wij als zijn discipelen gekend aan onze liefde voor elkaar? Zijn wij in staat tegenstellingen binnen de gemeenschap in Christus te overbruggen?
Anders dan voorheen zijn het niet meer zozeer de grote theologische vraagstukken die voor scheuring en verdeeldheid onder Christenen zorgen. In de tijd van de Reformatie waren meningsverschillen over doop, avondmaal en menselijke vrije wil de reden waarom gelovigen uiteen gingen en als gescheiden kerkgenootschappen verder gingen. Nu zijn het veelal ethische dilemma’s die voor verwijdering zorgen. Natuurlijk zit achter elke morele overtuiging ook een theologische visie op bijvoorbeeld zonde en mensbeeld, maar omdat morele vraagstukken veel meer gerelateerd zijn aan cultuur en persoonlijke levensstijl hebben ze een veel hogere emotionele lading. Ze raken ons emotioneel veel sterker waardoor het gesprek veel lastiger wordt.
Het gevaar van scheiding binnen de kerken is momenteel heel sterk aanwezig in het gesprek over homoseksualiteit, zoals duidelijk werd in de enorme emoties die de Nashville Verklaring in januari van dit jaar in heel Nederland losmaakte. De eenheid van de gemeente loopt gevaar, en we zullen er alles aan moeten doen om die eenheid te bewaren. Voor ons getuigenis naar de wereld is het één zijn van de kerk, ook in kwesties waarover de meningen onder Christenen verschillen, noodzakelijk. Jezus bad hier zelf voor: “Laat hen allen één zijn… opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden.” (Johannes 17:21)
Als we in de samenleving kijken viert de polarisatie hoogtij. Samenlevingen worden ontwricht omdat twee of meerdere groepen of partijen het niet eens zijn. Dit zien we in het Midden-Oosten, in Afrika, Zuid-Amerika, en in Westerse landen rondom thema’s zoals Brexit, immigratie of Zwarte Piet. De onverdraagzaamheid neemt toe en het besef van wat we gemeenschappelijk hebben neemt af. Dit is zichtbaar in de versplintering in parlementen en het steeds weer opstappen van mensen uit bestaande politieke fracties, die dan als eigen fractie verdergaan of weer een nieuwe partij oprichten. Ook de discussie en het debat tussen de verschillende groepen in de samenleving wordt steeds ruwer en agressiever.
Het advies van Paulus om anders te zijn dan wat de wereld laat zien (Efeziërs 4:20) moet ons uitdagen om met elkaar een andere weg te vinden in het omgaan met onze meningsverschillen. Dit is niet makkelijk en vergt niet alleen uiterste inspanning, maar bovenal gebed om Gods Geest van liefde. Als we rond het thema van homoseksualiteit in staat zijn de eenheid van de kerk te bewaren, zodat de gemeenschap niet wordt aangetast door de verschillen van meningen, dan hebben we niet alleen een ijzersterk getuigenis in een gepolariseerde wereld, maar dan kunnen we als kerk ook veel aan, want er staan ons in de toekomst nog meer heikele thema’s te wachten. Het gaat mij dus om de gezondheid en de eenheid van de gemeente in de belijdenis van Christus als verlosser.
Nadat ik in de eerste artikelen de verschillende standpunten en argumentaties had verkend kwam ik in hoofdstuk 7 voor de T-splitsing, waar een keuze gemaakt moet worden om verder te komen. Het was opvallend dat vanaf dat artikel, gepubliceerd in oktober 2018, de reacties toenamen, evenals de emoties. In mijn verdere zoektocht heeft de studie van de vier evangeliën mij het meeste gebracht. De vrucht van die studie heb ik verwoord in artikel 16, waarin ik de kerk omschreef als een gemeenschap rondom Christus, waarin de liefde centraal staat en als een gemeenschap die niet volmaakt is, maar onderweg. Dit is een relationeel beeld van de kerk, verbonden met Christus als centrum en met elkaar als leden van één lichaam.
Al schrijvend werd ik er steeds meer van doordrongen dat het mij te doen is om zo’n kerk. Een gemeenschap waar mensen door Christus dichter tot God en tot elkaar komen. Een gemeenschap waar de tegenstellingen verdwijnen die in de wereld voor verdeeldheid zorgen. Een gemeenschap waar de laatsten de eersten worden. Voor zo’n gemeenschap heb ik verschillende woorden gebruikt, zoals een inclusieve kerk, een veilige kerk, een gastvrije kerk. Er waren momenten dat ik hier heel emotioneel over werd, omdat ik besefte dat er in de wereld zoveel mensen buitengesloten worden, dat zoveel mensen zich niet veilig weten, en dat zoveel mensen geen gemeenschap hebben die een thuis voor hen is. Maar ik werd ook emotioneel, en soms zelfs boos, als ik dacht aan situaties waarin onze kerk niet inclusief, veilig of gastvrij was.
Het schrijven over homoseksualiteit is uiteindelijk een pleidooi geworden om de inclusieve, veilige en gastvrije kerk te zijn die ik in de evangeliën ontdekt hebt, en dan nader uitgewerkt rondom het thema homoseksualiteit en transgenders. Maar we kunnen dit eveneens toepassen op zovele andere groepen in de samenleving.
Zo’n gemeenschap worden we niet door alleen maar diensten te houden, hoe aantrekkelijk die ook zijn. Ook zullen we niet zo’n gemeenschap worden door onze theologie, hoe belangrijk onderwijs ook is. Maar zo’n gemeenschap worden we alleen maar als wij de liefde die wij in Christus ontvangen hebben delen met alle mensen, niemand uitgezonderd. Dan zullen mensen ervaren dat wij om hen geven. Dan voelen mensen zich welkom en gezien. En omwille van zo’n gemeenschap is onze heiligingstheologie toch weer belangrijk. Want die herinnert ons eraan waar het om gaat; sterven aan ons eigen ik, zodat Gods liefde ons kan vullen en wij steeds meer op Jezus gaan lijken. Deze boodschap van heiliging moeten we niet verkondigen aan anderen, maar toepassen op onszelf. Uitleven in ons dagelijkse leven en in onze gemeentes. Op deze wijze verkondigen wij onze boodschap aan de wereld.
Hoe verder?
Straks, ergens in het najaar of volgend jaar zit dit proces erop en is alles vertaald en gepubliceerd. Zijn we dan klaar? Nee. Dan begint het pas. Dan zullen we met elkaar de moed moeten tonen om wegen te zoeken om zo’n gastvrije, veilige en inclusieve kerk te zijn. Niet dat we dit al niet doen of nastreven, maar iedere plaatselijke gemeente zal moeten gaan nadenken welke stappen zij moet zetten om dit meer te realiseren in haar gemeenschap. Dan zullen we niet alleen moeten denken aan de homoseksuelen en transgenders, maar bijvoorbeeld ook aan de mensen die al jaren deel van onze gemeentes zijn maar zich nog steeds niet thuis voelen en vaak teleurgesteld de gemeente weer verlaten. Of over de veiligheid van de kinderen en andere kwetsbare groepen in de gemeente.
In het eerste artikel waarin ik het over het waarom van het gesprek en de serie artikelen had, schreef ik: “ We gaan dit gesprek opnieuw aan omdat we geloven dat het kan leiden tot een vernieuwing die veel verder reikt dan het eigenlijke thema. Dan worden wij opnieuw toegesproken door God die zich in Christus heeft geopenbaard en ons op indringende wijze oproept in Hem te geloven en discipel van Jezus te zijn. Dan is het mogelijk dat God dit gesprek gebruikt om ons allemaal te vernieuwen. Dan gaat het niet meer over homoseksualiteit, maar dan worden wij allemaal – hetero’s, homo’s, transgenders en aseksuele mensen – uitgedaagd om op hele praktische wijze te laten zien wat onze heiligingstheologie betekent en wat wij er zelf van geloven. Als wij het gesprek opnieuw beginnen dan doen we dat met een gebed voor vernieuwing. Allereerst dat iedere deelnemer persoonlijk geraakt wordt en bereid is zijn of haar mening op te geven voor een betere. Maar we bidden ook dat de kerk in al haar geledingen gehoor mag geven aan de oproep tot een heilig leven en een genadig omgaan met de ander.” Dit is mijn gebed voor hoe het verder zal gaan als straks alles van dit gesprek is afgerond.