Jezus ontmoeten in het evangelie van Lukas (5)

Een ontdekkingsreis in twaalf dagen

Lukas 7:1-9:50

Deze hoofdstukken vormen onderdeel van het verslag van de bediening van Jezus in Galilea. We zien in dit gedeelte dat de discipelen meer in beeld komen, maar dat ook de vraag naar wie Jezus is.

7:1-50. Dit hoofdstuk staat op zichzelf; 7:1 geeft aan dat het volgt op de toespraak van Jezus, en het begin van het volgende hoofdstuk geeft ook weer een nieuwe handeling aan (8:1). Het hoofdstuk bevat drie verhalen: De genezing van de slaaf van een Romeinse centurio (7:1-10); de opwekking van de zoon van een weduwe in Naïn (7:11-17); en daad van een zondares tijdens een maaltijd in het huis van een farizeeër (7:36-50). Tussen de tweede en de derde gebeurtenis staat het verhaal over de vraag van Johannes over wie Jezus nu is. Deze vraag komt in het verhaal steeds meer op de voorgrond. Als lezers weten we het al, maar de mensen in het verhaal niet. De drie verhalen illustreren de woorden uit Jesaja die Jezus heeft aangehaald in Nazaret in 4:18-19, en illustreren ook het antwoord dat Jezus geeft aan Johannes.

De verhalen uit hoofdstuk 7 illustreren ook het onderwijs van Jezus uit hoofdstuk 6 over hoe met mensen om te gaan. Jezus sluit geen mensen uit zoals in de samenleving wel gebeurde op grond van bepaalde reeinheidswetten. De Romeinse centurio wist dat hij Jezus niet zo maar kon benaderen, en daarom vroeg hij anderen te bemiddelen. Uiteindelijk prijst Jezus hem voor zijn geloof. De weduwe was iemand die in die samenleving in de marge leefde, maar Jezus werd door medelijden om haar bewogen (7:13). Het duidelijkst is de andere houding van Jezus zichtbaar in het derde verhaal in 7:36-50).

8:1-56. Dit hoofdstuk vormt ook weer een eenheid in het verhaal. De gelijkenis van de zaaier (8:4-15) neemt een centrale positie in en geeft de samenhang aan de andere verhalen in dit hoofdstuk. Alles draait om het op een juiste manier reageren op het Woord van God dat Jezus brengt. Ook in de woorden over de lamp op een standaard (8:16-18) gaat het om het juiste luisteren. En het luisteren vormt ook het criterium voor wie echt bij Jezus hoort (8:19-21).

De volgende verhalen in 8:22-56 kunnen gezien worden als verhalen die ingaan op de reactie van anderen op dat wat Jezus zegt en doet. Eerst zijn het discipelen zelf die zich verbaasd afvragen wie Jezus is (8:22-25). In het volgende verhaal (8:26-39) worden de mensen uit het gebied van de Gerasenen bang na de uitdrijving van de demonen (8:37) en vragen Jezus weg te gaan terwijl de man in kwestie bij Jezus wil blijven (8:38). En hierna volgen nog twee verhalen over de wonderdaden van Jezus (8:40-56). De bloedvloeiende vrouw wordt geprezen om haar geloof (8:48); zo anders dan het gebrek aan geloof bij zijn discipelen (8:25), de angst van de mensen in het gebied van de Gerasenen (8:37), en het uitlachen van de omstanders die aan het weeklagen waren over de dood van de dochter van Jaïrus (8:53). Het is wederom een vrouw uit de marge die het goede voorbeeld laat zien.

9:1-50. Reeds in hoofdstuk 8 kwamen de discipelen van Jezus iets meer in beeld. In 9:1-10 worden ze erop uitgestuurd als actieve medewerkers van het koninkrijk van God. Dat Lukas het bericht van de onthoofding van Johannes (9:7-9) in dit verhaal plaatst laat zien dat dit uitzenden niet zonder gevaar was. Het verhaal van de uitzending gaat naadloos over in het verhaal van de wonderbare spijziging (9:11-17). Dit tweede verhaal dat het gebrek aan geloof bij de discipelen benadrukt lijkt wel het eerste verhaal van de uitzending en alles wat ze in geloof gedaan hadden te neutraliseren.

In 9:18-27 gaat het om de vraag over wie Jezus nu werkelijk is. Het is een vraag die steeds luider wordt naarmate er meer over Jezus bekend wordt. Uiteindelijk geeft Petrus het antwoord dat ons als lezers al gegeven is. Maar direct na dit antwoord stelt Jezus het beeld van de messias bij door de eerste aankondiging van zijn lijden (9:22). Deze woorden over lijden kleuren ook de invulling van wat discipelschap betekent (9:23-27).

Hierna volgt het verhaal van de verheerlijking (9:28-36). Hierin wordt niet alleen de goddelijke status van Jezus onderstreept maar ook het feit dat de discipelen het niet begrijpen. Het niet begrijpen van de discipelen komt ook in het laatste gedeelte (9:37-50) duidelijk aan de orde. In het verhaal van de bezeten jongen verwijt Jezus zijn discipelen hun ongeloof (9:37-43). Als Jezus vervolgens voor de tweede maal zijn lijden aankondigt zegt Lukas nadrukkelijk dat ze hem niet begrijpen (9:44-45). Vervolgens beginnen ze te discussiëren wie van hen de belangrijkste is en met het voorbeeld van een kind wijst Jezus hen op een hele andere houding (9:46-48). En tenslotte moet Jezus ook hen corrigeren in hun woorden naar iemand die eveneens in de naam van Jezus demonen uitdreef (9:49-50).

 

Een gedachte over “Jezus ontmoeten in het evangelie van Lukas (5)

  1. Na het lezen van deze gedeelten komt inderdaad de vraag prominent naar voren: Wie is deze Jezus? De discipelen stellen de vraag, evenals Herodes. Maar ook Jezus zelf vraagt aan zijn leerlingen wie de mensen zeggen dat Hij is. En Petrus zegt dan treffend: de Christus Gods – de door de Vader gezalfde en de door de Joden verwachte Messias. Maar wat betekent dat nader overdacht?

    Mij komt het voor, uit de vele gebeurtenissen in deze hoofdstukken beschreven, dat Jezus zich als Vergever van zonden en Hersteller van harten van mensen profileert. Ik vind dit heel zichtbaar terug in 7: 36 – 50. De vrouw die om grote zonden bekend stond, durfde zich toch te wagen in het huis van Simon de Farizeeër waar Jezus binnen was (ik schat in dat zij Jezus al eerder had ontmoet). De drievoudige verzorging (en aanbidding) die de vrouw Hem gaf, en die Simon als gastheer hem onthield, laten zien dat de vrouw zich een door Hem vergeven mens wist en vanuit die vergeving voor haar grote zonde(n) biedt zij Jezus veel dankbaarheid en eer aan. Simon, die zich niet zeer bewust lijkt van zijn zonden, is zich ook weinig bewust van vergeving die Jezus Hem wil bieden, en biedt Hem dan ook weinig dankbaarheid en eer aan. Simon rekende op zijn eigen gerechtigheid.

    Vergevingsbewuste mensen zullen ook barmhartiger omgaan met mensen aan de rand van de samenleving. Ten diepste beseffen zij dat zij t.o.v. God in dezelfde verhouding stonden vóór hun erkenning van noodzaak tot vergeving als de door ons lager geplaatsten.
    De verticale verbinding met God door de vergeving in Jezus bewerkstelligt de horizontale verbinding met de mensen om ons heen in barmhartigheid.
    De discipelen van Jezus begrepen dit toen nog niet goed, waardoor bij hen de vraag wie van hen de meeste was opkwam ( 9: 46).

    Voor mij hebben deze gedeelten uit Lucas het besef weer aangewakkerd dat ik als christen me een vergeven mens mag/moet weten, die alleen vanuit de zalving met de Geest van Jezus tot barmhartig omgaan met álle mensen om me heen kan komen – ook met mensen die anders leven, anders denken, aan de onderkant en aan de bovenkant van de door onszelf hiërarchisch ingestelde samenleving.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s